De meneer die even een kantoor uit kwam om te kijken wat we kwamen doen leek me een leidinggevende. Dat verklaarde tenminste waarom hij zich weer omdraaide toen hem duidelijk werd dat we twee toegangsbewijzen wilden kopen in het Archeologische Museum in Preslav. De bewakingsmevrouw zei nog maar eens, wat gegeneerd door alle traagheid dat er echt zo iemand kwam. Zo duurde nog best vrij lang.
Preslav ligt op iets van een klein anderhalf uur rijden van Palamartsa. Het is een goed uitziende, niet al te grote stad die, maar daar raken we al aan gewend, vrij uitgestorven leek toen we er doorheen reden. Het museum en de bijbehorende opgravingen liggen net buiten de stad. Preslav is, of beter was de tweede hoofdstad van het Eerste Bulgaarse Rijk. Pliska was de eerste hoofdstad maar die ligt iets verder weg dus die komt later. Het Eerste Bulgaarse Rijk bestond van 681 tot 1018. Preslav was de hoofdstad van 893 tot 972. Alle jaartallen zijn van na Jezus.
Nadat er iemand uit een krocht was opgediept om ons een kaartje te verkopen (3 euro pp) wees de bewakende mevrouw ons op een bordje met "Treasury" er stond een pijl onder dus ik dacht dat we het wel konden vinden. Toch liep de bewakende mevrouw met ons mee. En dat bleek iets later hoognodig te zijn. In 1978 is er vlak bij Preslav een omvangrijke "schat" gevonden die was weggestopt in het fornuis van een opgegraven huis. Kettingen, munten, van alles en vooral veel goud. De schat wordt in het museum bewaard in een heuse kluis met een echte kluisdeur. De bewakende mevrouw maakte hem vrolijk open en zo kwamen we bij de vitrines. Er mochten geen foto's worden gemaakt en omdat de mevrouw op een stoel in de kluis ging zitten heb ik dat verbod voor deze keer maar opgevolgd. Op de website van het museum, hier, kun je een deel van de schat zien. Van de kluis werd ik vrij giechelig en veel heb ik niet met sierraden of gouden spul maar het meeste was mooi, fijn gemaakt en door handig gebruik te maken van spiegels kon je voor, achter, onder en andere kanten goed bekijken. En de bewakende mevrouw lachte er vrolijk bij.
De opgravingen zelf liggen een kilometer of wat verder. Het kaartje van het museum is ook geldig voor de opgravingen maar helaas was er niemand die ons kwam controleren. Er waren verder ook geen bezoekers. We slenterden over het terrein, liepen over wat opgegraven funderingen en lazen wat uitlegborden. Door een gerestaureerde poort liepen we naar een oude kerk. Via een wenteltrap kon je de poort ook boven bekijken. Mocht je ooit in Preslav komen klim dan niet met een klein kind naar boven. In de vloer zaten enorme sleuven waar een niet al te dik kind moeiteloos doorheen zou vallen. De oude kerk was daarna een tegenvaller. Op de fundamenten had men met communistisch beton delen van de kerk teruggebouwd. Dat doen ze hier wel vaker. Je moet daarvan houden. En waarom zou je?
In het museum is er, naast de kluis nog een hoop te zien. Niet intimiderend veel, gewoon een behapbare hoeveelheid. Fijne potscherven, mooi gebroken aardewerk. Heerlijk. Toen we alles zo'n beetje waren langsgelopen zagen we de bewakende mevrouw met drie andere bezoekers naar wat mensgrote poppen lopen. Het kind en de moeder werden in glanzende mantels gehezen en kregen een kroon op. De bewakende mevrouw zag ons toekijken en gebaarde vrolijk dat wij ons ook best mochten komen verkleden. Nu hebben we vorig jaar in een ander museum al aan zwaardvechten gedaan maar dit ging mij toch iets te ver. Deze keer dan. Want we gaan nog wel een keer naar Preslav. De schat is mooi, de opgravingen zijn fijn landerig en ik vergat een saai boek dat is nooit ga lezen over de geschiedenis te kopen. En als we er dan toch zijn, ach, dan staat zo'n kroon me misschien best goed.