Er liepen twee vossen in de tuin van de buren, in de ochtend dat Gijs verdween.
Een jaar of wat terug, toen we hier op vakantie waren verscheen eerst Lenie. Lenie is klein, sierlijk en helemaal grijs. Ze kwam een paar maal in de tuin zitten. Een meter of tien van ons af. Ze negeerde ons verder totaal. Alsof ze wilde laten weten dat het best was dat we hier even waren maar dat we niet meer dan onbeduidende voorbijgangers waren. Gijs kwam wat later.
Gijs is, anders. Gijs is wit met veel grijs en heeft lange haren. Een prachtige pluimstaart en puntige oren. Hij loenst een beetje en zijn linker voorpoot hangt er wat zinloos bij. Waarschijnlijk is het ooit gebroken geweest. De haren van Gijs zitten altijd in de war en vaak hangen er meerdere stukken kleefkruid aan hem. Er hangt een flinke zweem van vertederende onhandigheid rond hem. En hij is een enthousiast liefhebber van mensen uit Nederland. En wij van hem.
Gijs en Lenie, waarvan we denken dat het broer en zus zijn want ze zijn altijd bij elkaar woonden toen twee tuinen verder, bij een man die we nooit spraken.
Toen we op dinsdag 6 juli de poort van het huis openden kwam Gijs vrijwel onmiddellijk over het hek van de buren geklauterd en holde naar ons toe.
Alles leek zoals het hoorde te zijn.
Maar in de harde en ingewikkelde wereld van de Bulgaarse katten waren in de tijd dat we hier niet waren dingen veranderd. Gijs schrok van elke plotse beweging en leek permanent op zijn hoede. Een deel van het haar op zijn buik was weg, er zat een wond bij zijn neus en hij zag er ook verder maar matig gezond uit.
Naast Lenie en Gijs is er hier nog een derde kat. Tigger, die we als hij vriendelijk is Steve noemen. Tigger en Gijs zijn katers. En Tigger is waanzinnig dominant. En sterk. Gijs was ouder geworden en waarschijnlijk probeerde hij een echte kater te zijn. Ook al zit dat niet in hem. Onze tuin die eerst een vrolijk "alle katten welkom" paradijsje was was plots een te veroveren gebied geworden. En Gijs was aan de verliezende hand. Of had al verloren.
En toen verdween hij.
En die ochtend zaten er twee vossen in de tuin van de buren.
Toen Gijs weg bleef koppelden we die vossen aan zijn verdwijnen. Katten worden hier niet oud.
Na vijf dagen hoorde ik een poes over het hek van de buren klimmen. Ik riep al "Ha Lenie", maar zag een sterk vermagerde Gijs naar me toe komen. Er zat een bloedende wond op het pootje dat hij toch al nooit kon gebruiken. Uitgehongerd en uitgedroogd. Hij at een schaal brokjes op en dronk een bak water leeg. En strompelde toen naar de tuin.
We hebben Gijs ondergebracht in wat wij de werkkamer noemen, ooit was het waarschijnlijk een kleine stal voor een koe of twee. Daar sliep hij, lang en permanent spinnend. Hij is nu twee keer naar de dierenarts geweest voor een infuus met vocht en antibiotica. Vrijdag over een week, als het tot die tijd goed gaat mag hij weer voor controle. Tot die tijd krijgt hij 3 pillen per dag. Die hij spinnend naar binnen werkt. De werkkamer ziet hij als veilig, hij gaat ook nog eens keurig op de bak. Een modelpoes.
Ik weet het, het is een standaard ongelukkige kat verhaal. Maar er zijn twee kleine rarigheden aan het verhaal.
Dit hangt op de deur van de man bij wie Gijs en Lenie woonden. Je ziet dit soort bekendmakingen op veel deuren hangen. Soms voor even, soms voor jaren. Op de dag dat wij aankwamen overleed de man die Gijs en Lenie eten gaf.
In de dagen dat Gijs er niet was kwam Lenie om de haverklap naar ons toe. En maar 'praten'. Van die kleine miauwtjes, grommetjes. Of ze wist dat haar broer ergens dood lag te gaan en ons iets duidelijk wilde maken. Misschien is het een te romantische gedachte. Dat kan. Misschien krijg je die bij hardnekkige temperaturen van ver boven de dertig graden.
Of Gijs weer beter wordt, en hoe het daarna met hem verder gaat, het is onduidelijk. Maar voor nu geniet hij van zijn brokjes en de veiligheid.