maandag 15 juli 2019

Met je feestje


Of wij hier ook maar één dag waren vroeg ze terwijl ze haar sigaret aanstak. Toen de Leukste Vrouw ter Wereld vertelde dat dit voor ons al dag drie was vroeg ze of dat leuker was, drie dagen op het festival.

En dat was het moment om het te hebben over de vreselijke, te drukke drukte. Dat de lol van het North Sea Jazz Festvival toch het zomaar een zaaltje binnenlopen en iets helemaal nieuws horen was. En dat dat niet meer kon. Dat wanneer je iets wilde zien je eigenlijk al bij de band daarvoor naar binnen moest zien te komen om daarna naar het afbreken, opbouwen en soundchecken te kijken.

Maar dat het ook heel mooi was om te kijken hoe John Betsch, een drummer van dik in de zeventig die net in een ovenheet zaaltje had gespeeld zijn bekkens in grote hoezen probeerde te krijgen. En dat dat niet opschoot. En dat er toen ook nog een kennis van jaren terug het podiumpje op slofte. Iemand van de organisatie begon gejaagd de noodzaak van haast te benadrukken. En hoe de drummer die zeker twee generaties jonger was en die na Betsch moest spelen het glimlachend aankeek en naar de organisatiemeneer gebaarde van "rustig, laat ze toch lekker praten."

Of over Eva Mendoza, gitariste die van de geluidsmeneer de vraag kreeg toegeworpen of ze ook solo's speelde. Haar korte, verpletterde blik gevolgd door een binnensmonds "Ach man, ^&%$*()@#!" was mooi. Nog mooier was de puntige herrie die ze uit haar instrument kreeg tijdens het alles verzengende orkaangeluid van het James Branford Lewis quintet.

Hoe Kamasi Washington, voortgestuwd door de hype een enorme hal met publiek wist te vullen om die vervolgens voor de helft weer leeg te blazen met zijn deze keer wat slordige space jazz. Of over de Duitse meneer die naast me zat tijdens het eerste optreden op vrijdagmiddag en die toen al meteen, terwijl er luid werd gespeeld in slaap viel. Of over hoe opgetogen blij Sly5thAve keek toen het publiek zo enthousiast reageerde op zijn bewerkingen van het werk van dr. Dre voor orkest.

En het was het moment om het eens uitvoerig te hebben over dat gezeur over feestjes waar, volgens kranten schijnbaar iedereen in volgepakte hallen naar op zoek was. En dat het allemaal veel te druk en te commercieel wordt, dat Joe Jackson en al helemaal Toto echt niets te zoeken hebben op een jazzfestival. Met je feestje.

Maar wij stonden net bij te komen van het indrukwekkend prachtige optreden van trompetist Ambrose Akinmusire die met een spoken word mevrouw en een strijkkwartet een uur en een kwartier liet lijken op maar tien minuten, het mooiste optreden van het jaar.

Dus hadden we al die dingen die hierboven staan kunnen zeggen. Maar het was mij in ieder geval allemaal ontschoten. We kletsten vriendelijk wat heen en weer en adviseerden haar om de volgende keer toch echt drie dagen te gaan. Want dat het dan pas echt wordt. Ze wensten ons nog een prettige avond. Wij gingen daarna naar huis. Als iets heel prachtig is geweest moet je het daarbij laten.

maandag 1 juli 2019

Twintig jaar later

Er waren tweets van mensen die 's ochtends tegen zessen vanuit Londen naar Amsterdam vlogen. Zinnen van mensen die uit Duitsland kwamen en de hele dag waren er foto's van blije groepjes mensen die in de zon poseerden naast de aankondigingsposter van het concert.

Paul Heaton zong ooit in The Housemartins en daarna met Jacqui Abbott in The Beautiful South. De laatste jaren maken ze samen muziek. Dat schrijf je zo op. Maar bij elkaar staat daar voor zo'n 30 jaar (alweer 30 jaar) muziek. Engelse muziek. Want Heaton en Abbott zijn voornamelijk wereldberoemd in Engeland.

En Paradiso was dan Engels gisteravond. Vrij letterlijk. Naast ons stonden Engelsen, achter ons en voor ons ook. Wat fijn was want die konden alle liedjes van voor naar achteren meezingen. Wat ze dan ook deden. Luidkeels en met veel vrolijkheid. Zelfs de achtergrondmuziek voor het optreden werd al meegezongen.

Heaton schrijft liedjes over relaties, seksisme, het kapitalistische systeem, mishandeling binnen het huwelijk (en daarbuiten) om maar wat onderwerpen te noemen. Maar daar wordt niet al te gekweld bij gekeken. Heaton schreef en schrijft popmuziek met hoofdletters. De liedjes zijn onbeschaamd toegankelijk, de trap tegen de schenen zit in z'n zinnen.

Heaton en Abbott stonden twintig jaar geleden met The Beautiful South voor het laatst in Paradiso. Van toen kan ik me herinneren dat Heaton de capuchon van zijn jack lang ophield, en dat hij niet echt heel nuchter was. Het jack dat hij gisteravond ondanks de bloedhitte aanhield had geen capuchon en aan het stevig moeten draaien aan de dop van de flesjes water kon je zien dat er echt niets anders dan water in was gegaan.

Ik kan, denk ik, redelijk objectief naar muziek luisteren en kijken. Maar gisteravond lukte dat niet. Ja, de drummer klonk houthakkerig, dat kan ik als kritisch dingetje opschrijven. Maar verder? Ik vond het allemaal prachtig, en bij vlagen zelfs ontroerend. Maar ook dat heeft allemaal weer met 30 jaar te maken. En de mens Paul Heaton.

Over Paul Heaton valt een hoopt te vertellen, maar daarvoor kun je naar de documentaire "From Hull to Heatongrad" kijken. Mocht dat te lang duren dan zou je dit korte fragment kunnen bekijken. Heaton vertelt daar dat hij zijn liedjes wilde laten nationaliseren. Zijn huis was afbetaald en hij had toch genoeg spaargeld. Dus zou de regering misschien iets goeds kunnen doen met het geld dat zijn werk opbrengt. Tegen zoveel idealisme is geen cynische bijgedachte bestand.

Tegen het eind van het optreden duwde een berg van een man zich naar voren. Nu wil ik daar nog wel eens bozig door worden. Maar, ach, de man had zo vreselijk naar zijn zin. Met breed uitgespreide armen zette hij zijn zinnen kracht bij, alles zong hij mee. En hij was nog Nederlands ook.

Take Jesus, Take Marx, Take hope.