Je gaat mensen herkennen, in negen weken. Sommige ga je groeten. Jan bijvoorbeeld, die groeten we. Een grote man in een kleinerige rolstoel. Net als mijn moeder revalideert hij. Een deel van zijn rechterbeen is geamputeerd en na lang wachten kon hij deze week voor het eerst zijn prothese uitproberen. Het duurde even voor we aan zijn humor gewend waren, die is nogal grauw. Maar nu zwaaien we.
Soms, als we, om wat te doen te hebben m'n moeder in haar rolstoel door het gebouw heen rijden stoppen we bij de stilteruimte. In het hele complex is het stil maar in de stilteruimte is het nog stiller. Er hangt een groot schilderij. Waarom zij het mooi vindt snap ik wel, al kan zij maar niet begrijpen waarom ik het niks vind. Maar dat hebben we wel vaker.
In het verpleegtehuis is één verdieping waar gerevalideerd wordt. De mensen die daar verblijven gaan over het algemeen weer naar huis. Mijn moeder halen we volgende week woensdag op. De andere mensen, op de andere verdiepingen die gaan niet meer naar huis. Die mogen daar nooit meer weg.
In de stilteruimte ligt een groot, dik boek. Mensenkunnen er in schrijven.
Ze ligt op bed en zegt niet veel
Ze zegt alleen, ik ben zo bang
Ik denk, geef me van jou een deel
en ik knijp haar effe in d'r wang
Dan is het weer een tijdje stil
Totdat ze toch weer wat zeggen wil
Ze vraagt ben jij nou m'n man?
Ik zeg: En jij bent toch m'n vrouw!
Het is met ons nog dik aan
We zijn elkaar al 54 jaar trouw
Ze viel in slaap zo leek het toen
Ik dacht zelfs dat in een glimlach zag
Ik gaf haar een dikke zoen
En zeg haar goeiedag.
Het zijn de laatste zinnen die er in het boek geschreven zijn. Ze zijn al van langer dan een jaar terug en er zijn nog meer dan genoeg lege bladzijdes over. Stil papier in een stille ruimte.
Hoe de man heet weet ik niet. We hebben het hem nooit gevraagd, en van groeten is het ook nooit gekomen. Vaak duwt hij een rolstoel door de lange gangen, met daarin zijn vrouw. Tenminste, ik denk dat het zijn vrouw is. Het lijkt niet alsof zij zich nog van een bepaalde rol bewust is.
In de gangen van het tehuis staan her en der wat bankjes. Af en toe zit hij daarop. De rolstoel met zijn vrouw er in staat dan naast het bankje, of ervoor. Soms huilt zij, andere keren zijn ze alleen maar samen stil. Hij houdt altijd haar hand vast.
"Het zijn kopjes. In haar rollator. Nee joh, er is mentaal niks met haar, t is gewoon een klein oorlogje tussen haar en sommige verpleegsters. Ze wil gewoon graag wat kopjes op haar kamer, voor als er mensen op bezoek komen. Alleen nemen sommige verpleegsters die kopjes steeds weer mee. Dus zette ze er een paar in haar kast. Maar ook daaruit werden ze meegenomen. Nu heeft ze er dus twee in haar rollator verstopt. Wat? Nee, de mensen die er werken zijn best vriendelijk. Al begin je na al die weken wel te merken dat er een verschil is tussen echte vriendelijkheid en iets als een aangeleerde werkhouding. He? Nee, het viel eigenlijk wel mee. Natuurlijk mocht ze niet naar huis. Maar omdat de volgende datum heel dichtbij ligt, volgende week al, viel het allemaal wel mee met de teleurstelling. Hmm? Nee, volgende week hoort ze wanneer ze naar huis mag. Misschien duurt het nog een week of twee maar dan is het wel klaar. Geen idee, dat zien we wel weer als ze thuis is. Nu gaan we eerst maar eens op zoek naar een rolstoel. Voor als ze ergens heen wil. Ja, zo geleidelijk komen we in heel nieuwe en onbekende dingen terecht. Over een rolstoel had ik tenminste nog nooit echt nagedacht."
"Oh, hadden jullie een 7,7? Nee, wij hebben toevallig ook net een klanttevredenheidsonderzoek laten doen en we hadden een 7,9. Wat? Oh, dat vind ik nou weer zo'n typische bibliotheekreactie. Sorry hoor maar heb je eens iets positiefs en dan is het weer niet goed. Wat? Nou en? Hoe erg is het nou dat klanten altijd maar positief zijn over de bibliotheek. He? Ok, bezoekers, leden, gebruikers ook goed. Maar waarom begin je nou meteen weer met dat het een voorspelbare uitkomst is. Dat zal best. Maar het is toch ook wel een klein beetje fijn dat de invullers van die enquête de bibliotheek belangrijk, prettig en ook nog goed vinden. Of wordt er van me verwacht dat ik altijd met een denkbeeldig regenwolkje boven m'n hoofd loop te somberen over het einde van de bibliotheek, de westerse beschaving en alles? Pff, masochisme. Je kunt ook te treurig zijn he. Wat? Nee, niet echt. Ik las een mooi stuk over peilingen en her en der werden wat dingen gezegd over de toon van sommige meningen. Maar ik heb niet idee dat die opmerkingen altijd even goed overkomen. Wat? Natuurlijk maakt de toon uit. Je zal je als bibliotheekmedewerker maar het schompes werken om dan van mensen die jij niet kent en die jou niet kennen even mee te krijgen dat je achterhaald werk doet. Ik ken er die dan zouden denken, "Ach joh, steek jij die iPad even fijn in je eigen oor". Wat? Neeeeeh. Natuurlijk moet je scherp discussiëren maar er is een verschil tussen het strelen van je eigen wereldbeeld en scherp discussiëren. He? Och nee, verder niet hoor, ik ben er klaar mee. Voor je het weet zijn we onze eigen internetfilterbubble of hoe heet zo iets ook alweer aan het creëren."
"Ik heb "The making of Jordan: tribes, colonialism and the modern state" van Alon uit ja. Het was wel een beetje werken hoor. Gortdroog. Maar wel goed. Wat? Nou gewoon. Ik had nog nooit iets gelezen over hoe, nee wacht. Kijk, Jordanië bestond vroeger niet. Na de eerste wereldoorlog was het er opeens, Transjordan. Brits mandaatgebied. Het was meer een land dat er was omdat het niet iets anders was. Geen Palestina, geen Syrie, geen Irak. Daar had het allemaal bij kunnen horen maar de Britten en Fransen besloten iets anders. Dus was er opeens een land. Zonder wat dan ook, zonder echt bestaansrecht, zonder verbindende factoren. Sorry? Nou, eigenlijk is het land gelukt juist omdat de Britten er zo relatief weinig aan deden. In de twintiger jaren zaten er misschien 20 tot 30 Engelsen. Dus die moesten wel samenwerken met de autochtone bewoners, de stammen. Men begon met nobele idealen over transparantie en modern bestuur maar dat ging al vlug helemaal nergens heen. Na een tijdje zagen de Britten in dat al dat thee drinken en kletsen in tenten dat de bedouinen deden hun manier was om zaken te regelen en dat dat best aardig werkte."
"Och nee, ik kijk een beetje David Bowie. Nee, niet echt. Het is best een leuk liedje maar verder heb ik niet veel met de man. Hmm? Nee, maar door dat nieuwe liedje moest ik aan 1983 denken. Ja, in de Kuip. Dat was toen het eerste stadionconcert dat ik zag. God ja, ik weet nog hoe ik daar van onder de indruk was. Het wachten, de spanning en dan Bowie die opkwam en een stadion dat, in mijn herinnering echt ontplofte in applaus, geschreeuw, van alles. Euforisch was dat. Nee, dat is nu heel anders. Hmm? Nou, ik ben een stuk ouder en toen wist je natuurlijk ook nauwelijks wat er zou gaan gebeuren. Nu kijk je van te voren even op YouTube, je bekijkt eens wat setlists, je download een recent concert. De verrassing is gewoon veel minder geworden. Maar, ja inderdaad, ik ga even bij Poes kijken. Nee, die ligt in de douche. Deze week hebben ze het trappenhuis schoon gemaakt en ik denk dat ze de muizengeur met bleekmiddel hebben weggevaagd want hij zit nu al een dag of drie een beetje verloren rond te kijken. Ja, in de douche, daar loopt een warme leiding door de vloer dus daar gaat hij dan languit liggen. Nee, dat zou ik best willen maar ik pas er niet naast."
"He?".
"Ja".
"Maar, hoe kom je daar aan?".
"Hij stond gewoon bij Selbach in de bak".
"Echt?".
"Ja. Ze hebben er nog een paar hoor".
"Goed zeg. Zullen we hem even opzetten?.
"O ja. Vlug".
We kenden het liedje wel, Kleine Ton en ik. Het was toen al heel wat als je kon zeggen dat je het gehoord had. Op een feestje had iemand met enig gevoel voor theater het "Licht und Blindheit" singeltje uit een linnen tas gehaald.
"Kijk, Atmosphere van Joy Division", zei hij rustigjes.
Recorded in October/November 1979 at Cargo Studios, Rochdale.
1,578 copies were issued by the French company Sordide Sentimental in
March 1980, accompanied by a booklet written by Jean-Pierre Turmel. Made
to be played at 33 rpm
De aanwezigen reageerden kalm. Al was het zorgvuldig bestudeerde kalmte. Dat kun je al als je 17 of iets dergelijks bent.
"Och".
"Leuk".
De bas in het begin, de drums die aan komen rollen, en dan die stem, die toen nog leefde. Nog net.
Iedereen die naar het lied luisterde, en het werd die avond doorlopend gedraaid heeft toen minstens één manier bedacht om het singeltje te ontvreemden.
Ton en ik werkten op zaterdag in de bibliotheek. Omdat twee jongens die alle twee Ton heten wat verwarrend waswerd hij "Kleine Ton" genoemd. Vooral omdat ik veel langer was, niet echt omdat hij klein was. Hoogstens kleiner. De jeugdafdeling waar we achter de balie zaten leek weinig op de bibliotheken van nu. Er stonden wat kasten, en ergens een rieten kuipstoeltje. Meer was het niet. Maar er stond wel een pick-up in de kast achter de balie.
Toen Atmosphere, na de dood van Ian Curtiss, ook voor gewone stervelingen te koop was kocht één van ons tweeën in een pauze het lied. En al vlug rolden die drums door de bibliotheek. En nog een keer.
Niemand van de volwassenafdeling kwam vragen of het lied zachter dan wel uit kon. Waarschijnlijk waren ze allang blij dat het niet om een hele lp van Kraftwerk of Frank Zappa ging.
Geregeld
kom ik in de stad mensen tegen, die ik nog ken van toen ze als kind in de
bibliotheek kwamen. Voor het verhaal zou het mooi zijn als er één
altijd, of maar soms, een Joy Division t-shirt zou dragen. Maar dat is
natuurlijk niet zo. We glimlachen, groeten en soms zijn er wat korte
"weet je nog" zinnen.
Er komt geen clou hoor, die is er niet. Kom op zeg, niet alles heeft een betekenis.
"Ja, goed he? Ze kan weer lopen. Nou ja, een beetje dan. Het gaat steeds wat beter. Ja, inderdaad ja, het gaat ook nog altijd steeds te langzaam. Eerlijk gezegd worden we er een beetje gek van. Wil je haar misschien een weekje lenen? Bejaarde vrouw van 87, goed van geest, matig van lichaam, bloedeigenwijs en met een bijzonder gevoel voor humor. Nee? Echt niet? Jammer, want de aankomende week wordt een topweek. Nou gewoon. Of eigenlijk niet gewoon. Een paar weken terug is er op 8 januari een gesprek gepland tussen de arts, de fysiotherapeut en nog wat mensen om haar geval te bespreken. En op de één of andere manier heeft ze bepaald dat die mensen op 8 januari gaan zeggen dat ze dan, en ook dan onmiddellijk naar huis toe mag. Wat? Welnee, een deel van haar weet wel dat nog niet gaat gebeuren maar een ander deel weet het echt zeker. En echt, binnen een minuut kan ze nu van "Ik kan nog helemaal niks" naar "ik ga op 8 januari naar huis" gaan. Gek word je er van. Natuurlijk. Ik snap het best. Als ik daar zat wilde ik ook weg. Het is toch een beetje alsof je zeven weken in een matig hotel langs de snelweg zit en je je kamer niet uit mag. Iets gebeurd? Daar? Nee, oh wacht, vrijdag kwam ik nog twee bezoekers tegen die de weg kwijt waren. Of ik misschien wist waar de uitgang was, ze hadden een hopeloze blik in de ogen. Alsof ze al uren naar de uitgang zochten. Wat? Nee, dat zal toch niet? Nee joh, het waren bezoekers. Nee, echt, ik weet bijna zeker dat het bezoekers en geen bewoners waren die wilde ontsnappen. Toch?"
"Wat? Nee, ik moest de afgelopen week vaak aan Piet denken. Piet ja. Piet is eind 60 en komt al in de bibliotheek sinds ik er werk. Piet werkt in de groenvoorziening. Heet dat nog zo? Nou ja, soms kom ik hem tegen als ik naar het werk fiets, dan staat hij blijmoedig een struik weg te hakken of hij doet iets met een schoffel. Vaak herkent hij me, dan roept hij "Hoi" en zwaait. Maar niet altijd, hij schoffelt met veel aandacht. Maar goed, Piet komt dus al in de bibliotheek sinds ik er werk. Hij leent altijd een paar boeken, van Baantjer of Arendsoog. Iets anders wil hij niet. Collega's hebben wel eens iets anders geprobeerd aan te raden hoor. Maar dan wordt hij bozig. Hij wil Baantjer, of Arendsoog. Hij moet die boeken nu zo langzamerhand allemaal wel 20 keer gelezen hebben. Maar hij vindt het leuk, dus wie zijn wij om tegen hem te zeggen dat hij wat anders moet lezen of doen. We hebben hem wel eens achter een computer proberen te krijgen. Maar dat wilde hij ook niet. Hij lachte er half angstig bij en keek tegelijk schichtig naar de uitgang. Piet wil gewoon een paar boeken en wat vriendelijke woorden van een medewerker. Sorry? Nou ik moest aan Piet denken omdat ik deze week weer zoveel dingetjes over de toekomst voorbij zag komen. Over betrokkenheid, boekenkasten en 1825 dagen. Wat? Nee. Nee, niet. Ik bedoel met dat denken aan Piet helemaal niet dat ik dat wat er in die stukken staat onzin vind en dat alles alleen om de Pieten uit de samenleving moet draaien. Alleen hoop ik dat er in de toekomst wel ruimte in de bibliotheek blijft voor mensen als Piet. Mensen die gewoon een boek willen en verder niks, omdat die mensen er nu eenmaal ook zijn. Nee, dat zeg ik niet. Ik vind veranderen prima. Maar het is niet of dit of dat. Nee, ik vind het heel goed dat we allemaal nadenken over later, en hoe dat dan moet. Zolang dat nadenken tenminste niet ontaardt in sektarisch gekift, dat lost niks op. In veel meningen over later, en de rol van bibliotheken kom ik het woord "verbinden" tegen. Misschien is het dan een aardig idee om die verschillende ideeën die er bestaan over die toekomst dan ook met elkaar te verbinden en niet te doen alsof de één de wijsheid in pacht heeft en de ander maar een beetje achterhaald loopt te sufmutsen. Er is niet één waarheid, er is niet één oplossing".
"Nee, ik lees een gortdroog boek over Jordanië en het staat ook nog vol met verwijzingen naar nog gortdrogerige titels. Heerlijk. Maar met al het heen en weer gerij naar Schagen schiet het niet op dus ik vertel er een andere keer nog wel over. Nee, ik heb in het nieuwe jaar eigenlijk alleen nog maar naar The Supremes geluisterd. Wat? Och ja joh, ik ben gewoon een stiekeme Supremes fan. Dan zit ik in de trein met mijn antiquarische discman en dan heb ik wel cd's van Xenakis of Elliott Carter in mijn tas zitten maar ik luister gewoon naar The Supremes hoor. Ha. Gewoon liedjes, tuttig, met koortjes en blije gezichten. Maar, sorry hoor, ik moet gaan, ik moet even bij Poes kijken. Nee, die zit in het trappenhuis. Naast de deur van de bovenburen. Een week of zo geleden rook hij daar een muis, er zit een gaatje in de muur daar. En nu zit hij daar elke dag een paar uur. Te wachten, op de muis. De laatste paar dagen gaat hij steeds wanhopiger kijken. Dus af en toe ga ik even bij hem zitten. Dan gaan we samen naar het gaatje staren. Wat? Nou, misschien vind jij dat raar, ik word er best rustig van."