dinsdag 17 juli 2018

Moppie



Hij loopt net als zij toen ze oud was en de gebreken steeds groter werden. Op badslippers schuifelt hij na zijn solo, die klaar is als hij vindt dat het klaar is, langzaam en breekbaar naar een stoel links achter op het podium. Daar wacht hij, starend achter zonnebrilglazen tot de pianist ruim op tijd aangeeft dat hij weer naar zijn microfoon moet gaan schuifelen.

Het North Sea Jazz Festival was anders dit jaar. Waar we eerder in een bloedhete glazen kubus stonden te wachten tot het Ahoy complex openging stonden we nu buiten in de bloedhitte te wachten. Er was nog meer plek voor allerhande eten. Soms leek het een foodtruckfestival zonder trucks. De toiletten waren gratis. Dat lijkt onbenullig maar op een peperduur festival betalen om te plassen was tot dit jaar altijd een hardnekkige ergernis.

Het was natuurlijk warm, meer dan bloedheet. In sommige zalen leek het of alle aanwezigen, ook de mannen collectief in de overgang waren geschoten. Zelf ken ik woestijnen waar het overdag koeler is dan sommige zalen het afgelopen weekend.

En het was druk. Zonder overdrijving, het was gruwelijk druk. Te druk eigenlijk. Waar er een jaar of 6 geleden nog zo'n 60 dingen te kijken waren op één dag waren dat er nu 50. En dat voor een paar duizend mensen meer dan 6 jaar terug. Meer mensen, minder dingen het gevolg is makkelijk te bedenken. Rijen op de raarste plekken. Zelf werd ik een keer bijna van de roltrap geduwd omdat we daar moesten wachten van een beveiliger en een oververhitte, licht aangeschoten zestiger het daar niet mee eens was. 

Nu gaan de Leukste Vrouw ter Wereld en ik al een tijd lang naar het festival maar dit was de eerste keer dat we een "moeten we dit eigenlijk nog wel doen? Is dit eigenlijk nog wel leuk of de moeite waard?" gesprek hadden. De verhouding tussen goedgeklede beleggingsadviseurs met hun te jonge vriendinnen die feest willen vieren en de mensen die voor dat ene, onverwachte moment op een zacht weemoedige trompet komen dreigt zo langzamerhand naar de 80/20 te gaan. En feestjes, zelfs die van beleggingsadviseurs, het is allemaal prima maar het beïnvloedt het geheel steeds meer. En moeten we daar dan nog wel heen?

Maar ja.
De momenten he.

De tegen het sentiment aanduwende klanken die niet tegen te houden herinneringen oproepen aan mensen die er niet meer zijn van Maria Schneider. De claustrofobische set van Vijay Iyer. Craig Taborn die je hoort zeggen "Nee, ik kan jullie niet horen spelen maar ik doe wel wat" en die daarna hard en misschien zelfs lelijk speelt maar die die lelijkheid ook weer laat kloppen op een festival met oesters en champagnebars. Drie mannen die zich Einzelganger noemen en bezweet in een erg klein zaaltje een liedje doen kronkelen dat "Moppie" heet. Het verbeten, puntige "Masters of war" door Charles Lloyd en Bill Frisell. De groene velden, doorstoken met rechte sloten van het dorp waar je wel aan moet denken bij de weemoedige trompet van Mathias Eick.

En net wanneer je begint te denken dan Pharaoh Sanders, ooit baanbrekend avant gardist, 78 en zo breekbaar als zij ooit was echt niet meer kan, dan speelt hij wat, neuriet iets in de microfoon en doet vrolijk een nauwelijks waarneembaar dansje.

Wat de vraag over of het nog wel de moeite waard is onmiddellijk beantwoordt.

Geen opmerkingen: