dinsdag 24 december 2013

Jezus kan uit de soepkom


"Maar, heb je dat dan altijd gedaan?".
"Wat?".
"Jezus in een soepkom leggen".
"Ja, altijd, anders was ik bang dat hij stuk ging".
"Ik kan me echt niet herinneren dat je dat vroeger ook deed".
"Jawel hoor. Ik dacht ook altijd dat iedereen dat deed. En dat hij dan op kerstavond in de kribbe werd gelegd. Zo hoort het".

"In 1951. Dus de kerststal is ... nou ja, net zou oud als pa en ik getrouwd zouden zijn geweest als hij ...".
"Maar, waar hebben jullie hem gekocht, toen?".
"In Hilversum, daar zijn we heen gefietst, in november dacht ik. Er was een winkel met kerkdingen. Gut, waar was dat toch? Nou ja, ik heb gehoord dat het allemaal erg veranderd is daar. Maar, daar hebben we hem gekocht. Alles zat in één doos, de hele stal".

"Ik zie geen barst".
"Die moet er zijn hoor. De juffrouw van de kleuterschool vond het zo erg".
"Hadden jullie de stal dan uitgeleend?".
"Ja, en iemand had een beeldje omgestoten. Ze had het toen gelijmd".
"Ik zie echt niks hoor".
"Gek, ik dacht echt dat het de kameel was".
"Misschien was het een schaap? Of de ezel?".
"Zet je de kameel wel achter de stal? Die mag je pas zien met drie koningen hoor".

"Ik ben er best zenuwachtig voor".
"Waarvoor?".
"Voor kerst".
"Waarom dan?".
"Omdat ik denk dat het mijn laatste is".
"Ach, dat denk ik al een jaar of zes of zo".
"Maar er is de laatste tijd altijd wat".

"Zal ik hem er dan maar neerleggen?".
"Wie? Jezus?".
"Ja".
"Ik denk dat het wel kan. Wacht, ik pak de soepkom even".
"Graag".
"Daar is hij weer. Leg jij hem nog maar een keer op z'n plek".









woensdag 11 december 2013

Zitten in de Ziggo Dome

Maar waarom zat je daar dan? Kwam het door je relatietherapeut? Had die iets gezegd als, "Ga nou ook eens met haar mee. Naar iets wat zij leuk vindt". Zat je daarom daar, met je uit de klauwen gelopen lijf ingezakt in een een stoeltje stuurs voor je uit te kijken terwijl je je goede voornemen betreurde?

Misschien kwam het door de zaal. Groot, spatschoon en klinisch. De entree, een brede glazen pui had drie deuren. Daarachter een grote, hel verlichte ruimte.
Het barcodepiepende ingangmeisje bij de rechterdeur zei "U moet de deur hiernaast hebben".
Waarna je in precies dezelfde grote hel verlichte ruimte kwam.

Dacht je misschien dat je naar Andre Rieux ging? En dat die op een plein in Maastricht zou spelen? Kwam het daardoor dat je die witte bontjas aan- en die oversized witte bontmuts ophield? En waarom kunnen jij en je en je al even oversized man niet van te voren beslissen wie er het eerst een rij in gaat zodat je niet 5 minuten hoeft te kletsen terwijl Daniel Lohues zich manmoedig door wat liedjes heenzingt?

Misschien kwam het omdat je moest zitten. Daardoor is er weinig spanning vooraf. Je weet waar je zit. Er is geen gedrang. Je hoeft niet idioot vroeg te komen om vooraan te staan. Je zit waar je zit. En je wacht. Je wacht tot de hal volloopt met mensen die allemaal uit een woonmall met pasen of een nabijgelegen bejaardenhuis lijken te zijn gekomen.

Wat gaat er dan door je heen? Wat doet je besluiten dat je dan, midden in een liedje, terwijl je op rij 6 zit, opstaat? Is je behoefte aan lauw bier zo groot dat het je niet uitmaakt dat de 20 mensen naast je ook allemaal op moeten staan omdat jij je bier nu moet hebben? Maakt het je niet uit dat je dan een paar liedjes gaat missen? Waarom willen zoveel mensen trouwens lauw bier? En waarom willen ze dat dan allemaal weer zittend op hun stoeltje opdrinken?

Misschien kwam het omdat hij twee jaar geleden, in Rotterdam zo heel veel meer daar was. Omdat hij zich toen op sleeptouw liet nemen door zijn eigen liedjes. Omdat er toen magische momenten waren waarvan je wist dat die niet meer terug zouden komen. Omdat hij toen een paar keer de haren in mijn nek overeind zong en de tranen in mijn ogen bracht.

Is je blaas zo zwak dat je, terwijl je op je stoeltje zit, ook weer midden in een rij ergens vooraan, en je zit te kijken naar een concert dat toch gauw 1 euro per minuut kost, is je blaas zo zwak dat je dan tot 3 keer toe, natuurlijk weer midden in liedjes onmiddellijk die rij uit moet? En waarom blijf je dan niet gewoon aan de zijkant staan kijken zodat je niet als een bijziende mol steeds de rijen aflopend loopt te zoeken naar waar je ook alweer zat?

De setlist was aardig. De band speelde strak. De man zong goed.

Van Morrison speelde in de Ziggo Dome.
Maar ik heb hem niet echt gezien.

zondag 1 december 2013

Op haar wang



De kinderen in het treintje zwaaiden naar de ouders die naar hen zwaaiden. Twee Aziatische ouders filmden beide hun kinderen, zij hadden daardoor geen handen vrij om te zwaaien. Hun kinderen gelukkig wel.

Het rook naar hamburger. Een stem uit een luidspreker zong over dat het voorbij was, en daarna over verkikkerd zijn op.
Kies dan toch eens, dacht ik.

Een moeder zat opgepropt in het treintje naast haar dochtertje. De vader stond te kijken. Wanneer het treintje passeerde zwaaide hij. De moeder drukte dan een kus op de wang van het meisje. Het meisje zwaaide niet. Ze keek, haast verstopt naast haar moeder naar iets wat niemand zag.

Mensen liepen voorbij. Een plastic beker met limonade viel om. Het geluid van een tram overstemde de zanger die niet kon kiezen.

Na drie rondjes was het klaar. De vrouw tilde samen met de man het meisje uit het treintje. Hij had de rolstoel al dichterbij gezet. 
Er werd gerommeld met voetsteunen. De hoofdsteun zat ook niet goed. Een deken ging over de benen van het meisje. Het duurde langer dan het hele treinritje.

Toen ze langs liepen keek het meisje nog steeds naar een ergens dat wij niet konden zien. De ouders lachten moe. Ze waren misschien niet te benijden. Maar daar dacht ik anders over.





vrijdag 29 november 2013

De sexy bibliothecaris


We kunnen er lang of nog langer over praten maar de woorden bibliotheek, bibliothecaris of bibliotheekmedewerker zijn geen woorden waar de grote meerderheid van de bevolking een warm gevoel bij krijgt.

Dat is jammer. Ik ken zelfs mensen die zouden zeggen, "Dat is dom".

We kunnen er lang over praten en nog langer over zeuren maar het is niet anders. Het imago van de bibliotheekmedewerker is niet al te sexy.

Maar dat kan anders. Alleen moet je daar wel wat voor ... nou ja, doen.

In Amerika kun je momenteel een kalender aanschaffen met
"12 tasty librarians". En waarom?

there is an entire population of professional librarians out there who disagree with the way the library profession is perceived in contemporary media outlets and in the historical consciousness of the American mind.

Ik kopieer en plak even wat plaatjes met de onderschriften.

“His favorite writers are Martin Amis, Lester Bangs, Warren Buffett, Atul Gawande, Bill James, Rany Jazyerli, Judith Martin, Alice Munro, Mark Pilgrim, and David Foster Wallace.”

“Damon is from Chicago and has been working in libraries for eleven years. In his spare time, he likes to exercise, listen to music, and bake. Sometimes, he does these all at the same time.”

We kunnen natuurlijk nu met z'n allen gaan discussiëren of het beeld van de bibliothecaris nu op deze manier echt verandert, of verbetert. Want als bibliotheekmensen iets goed kunnen dan is het discussiëren. Al ken ik weer mensen die het langs elkaar heen praten noemen.

Ik gok dat er in zo'n discussie ook wel weer een moment zal komen waarop het plots over retail gaat. Want die welles/nietus discussie is er geloof ik één waarvan bibliotheekmederkers nooit genoeg kunnen krijgen. Alle discussies lijken er op een onbewaakt moment over te gaan. Maar goed, dan roepen we gewoon "Ajax is beter! Niet, Feyenoord is beter!", dat zijn tenslotte ook eerder aannames dan feiten.

Zelf denk ik, doe zo'n kalender. Al kan het vinden van modellen nog een hele toer worden, dat is zo. Maar met zo'n ding is er tenminste wel eens een reden voor mensen om een heuse passie voor hun bibliothecaris te ontwikkelen.

Kunnen ze daarna meteen eens echt zinvol de tot nu toe saaisufbrave hashtag #iGeek gebruiken.

Het copyright van alle plaatjes in deze tekst is van Men of the Stacks.

vrijdag 22 november 2013

Het gaat nog even verder


"En weet je nog van dat je achterop zat, bij je vader?".
"Alleen van toen we kersen gingen halen".
"Kersen? Dat weet ik niet hoor. Maar we fietsten door een tunneltje onder het spoor".
"Ik denk dat ik dat nog weet, dat was toch toen we kersen ...".
"En als we daar dan doorheen fietsten riepen jullie heel hard Oehoe!".
"Ja, dat weet ik nog. Twee zomers geleden ben ik nog bij dat tunneltje geweest. Het was maar een heel kort tunneltje".

Het lied is bijna 40 jaar oud. Ik heb het misschien één of twee keer gehoord.
Maar het is nooit meer weggegaan.
Het is droef maar warm. De warmte van zomers die vroeger veel warmer voelden. De geur van groen gras dat net geknipt is. Vage geluiden, ze zijn al bijna weg.

"Maar waar is die foto dan gemaakt?".
"In Kockengen".
"He? Maar daar woonden jullie toen toch helemaal nog niet?".
"Nee, maar daar was toen de enige fotograaf. We gingen erheen, in een auto. Niks bijzonders hoor. Na de kerk".
"Toen jullie getrouwd waren?".
"Ja. Bijna meteen na de kerk".
"Goh".
"Ik ben de enige op die foto die nog leeft".

Het lied wurmt zich in mijn hersenen als het weer eens bijna zover lijkt te zijn. Het zit ergens in mijn achterhoofd als ik haar vraag naar vroeger, naar hoe dingen waren toen. Sommige dingen vraag ik waarschijnlijk al voor de zesde keer. Maar ik weet steeds zekerder dat ik ze nu echt zelf moet gaan onthouden.

"Hij had een hond".
"Jouw vader?".
"Ja, Rollie heette hij. Daar ging hij veel mee lopen, als het ging.  En als mijn vader niet meer kon, hij had ook zo'n last van benauwdheid, net als ik. Als hij dan stil stond dan bleef Rollie geduldig naast hem staan wachten".
"...".
"Hij wist dat hij dood ging. Dat vond hij zo erg voor die hond".
"Goh".
"Had ik maar een poes genomen toen ik hier ging wonen".

Ik realiseer me dat ik het lied al een dag of wat niet meer in mijn hoofd heb als ze vertelt over hoe ik leerde lopen, in een erg warme zomer, op een camping in Callantsoog.

Het gaat nog even verder.

vrijdag 8 november 2013

Morgen is nog een heel eind weg


Er is een code.
Of een afspraak.

Ze sliep. Ik hoopte dat ze sliep is beter. Het duurde even voor mijn ogen gewend waren aan de schemer in haar slaapkamer. Pas toen dat zo was kon ik haar langzaam zien ademen. Ik deed dat toen ook maar weer.

Een steeds magerder wordende hand lag boven de deken. Een vinger bewoog een heel klein beetje.

Als ze 's ochtends wakker wordt, draait ze de buitendeur van het nachtslot. Als ik, wat later op weg naar de trein langs kom en de deur met één draai van de sleutel open krijg weet ik dat ze nog leeft. Heel soms vergeet ze het. Dan zegt ze "sorry" als ik de krant die ik meeneem aan haar geef. Ik doe dan net of ik niet geschrokken ben.

"Ik voelde me zo vervelend".
"Was het je hart weer?".
"Ik voelde me gewoon vervelend".
"Dus het was je hart. Hoeveel van die pilletjes voor onder je tong heb je vannacht in moeten nemen?".
"Dat weet ik niet meer hoor. Twee, drie?".

"Waarom heb je dan niet gebeld?".
"Ik kon de goede knop niet vinden op de telefoon. Het is zo'n onduidelijk ding".

Ik plak uitgescheurde stukjes oranje papier op de geprogrammeerde toetsen van de telefoon die naast haar bed staat,

Ik tel de verzameling pillen af die ze 's ochtends inneemt en geef ze aan haar.

"Het zijn er toch vijf?".
"Nee, het zijn er zes".
"Niet, vijf".
"Nee, kijk dan. Vier, vijf, zes".
"Nee, ik moet er twee van die innemen. Dat is samen één".
"Nou, vooruit, omdat je 88 bent mag je zo tellen".

Als ik er 's avonds ben, nu het weer even veel minder gaat doe ik dat, als ik er dan 's avonds ben en als er even niemand kijkt dan pakt haar magere hand de mijne, ze knijpt er zachtjes in.
En ik weet wat ze denkt.
Maar ik zeg niets over dat het wel goed zal komen.
Ik zeg, "tot morgen  he".

Als ik de deur op het nachtslot draai probeer ik mezelf in te prenten dat morgen de sleutel twee keer omgedraaid moet worden. Dat de code, de afspraak nu niet werkt.

We denken dan alle twee hetzelfde, mijn moeder in haar bed, en ik op de galerij voor haar flat.

Om het gevoel te controleren neurie ik in mijn hoofd een lied van Bob Dylan. Zij doet dat niet, zij kent het lied niet.

Maar zij weet veel beter dan ik dat morgen nog een heel eind weg is.


vrijdag 1 november 2013

De beste Bob


Buiten, na het beste optreden dat ik na 1996 van Bob Dylan zag stond een schrijver na te praten. Ik kende hem wel. Maar zijn naam raakte zoek in de gitaarlijnen die nog klonken in mijn hoofd. Een stuk naar rechts speelde een man op een akoestische gitaar. Hij zong liedjes van Dylan. Liedjes van vroeger, op de manier zoals sommige mensen vinden dat ze nog steeds moeten klinken.

"Dat was goed he?"
"Zo goed was het nog nooit!".

Een vrouw tikte op mijn schouder. Nadat ik me omdraaide zei ze "Wil je precies zo blijven staan zoals je nu staat. En niet meer bewegen". Ze zei het met een glimlach. Maar ze meende het wel. Ik zei haar dat ik mijn best zou doen, maar dat ik niets kon beloven. Als lange man die vooraan staat weet ik dat ik het zicht ernstig belemmer. De vrouw lachte en zei dat  het om de intentie ging.

 What good am I if I’m like all the rest

"What Good Am I?" klinkt kaal en ingetogen. En al bij dat nummer verdwijnt de eerder nog gemeende intentie.

Alweer een hand op mijn schouder. "Je moet die man helpen" klinkt van ergens achter me. LInks naast me staat een boom van een man. Dat windjack had hij beter uit kunnen doen. En bier drinken in deze hitte is ook geen goed idee. Een even zo omvangrijke boom houdt hem overeind. Ik zwaai naar een bewaker die iets verder achter het hek staat. Hij kijkt naar de man die half gebogen water probeert te drinken. Het zweet druipt van zijn gezicht. "Hij kan hier niet blijven", roep ik naar de ondersteunende boom. Na wat aarzelingen zoeken ze een uitweg. De ene man zijn flauwte is de andere man zijn bewegingsruimte.

I'm sick of love, I'm in the thick of it,
This kind of love, I'm sick of it.

Net als gister gooit Dylan de regels van Love Sick naar het publiek. Puntig, hard. Vindt er maar wat van. Pauze. Twee stellen, zo te zien oudere bankmedewerkers met hun echtgenotes houden het voor gezien. We staan nu haast vooraan.

Tijdens een razend "High Water (For Charley Patton)" dringt een oudere jongere zich wild door rijen naar voren en staat plots veel te dicht naast ons. We duwen wat. Wisselen onvriendelijke woorden. Een bewaker schijnt met zijn zaklamp. 

It's rough out there, high water everywhere

Wat later draait de oudere jongere zich naar me toe en verzekert me dat Bob goed bij stem is vandaag. Door de dranklucht die me toewalmt laat ik na dat te beamen.

Over Dylan bestaan hardnekkige geruchten. Hij zou bijvoorbeeld niet, of niet meer kunnen zingen. Dat is onzin. Gisteravond, en de avond daarvoor zong hij prima. Hoogstens weigert de man te doen wat veel mensen van hem verwachten, het verleden eindeloos herzingen. 
Soms lees ik nog wel eens het woord folk in één zin met zijn achternaam. Maar dat is dus iets van heel erg lang terug. Gisteravond, en de avond daarvoor stond er een man op het podium die blues zingt. Misschien klinkt het soms anders, maar Dylan nu is een blueszanger. 

En dan, bij "Blowin' In The Wind",  het meeste stukgespeelde lied ooit. Bij het lied dat is gezongen door iedereen, door straatmuzikanten, kinderenkoren, Stevie Wonder en beatmisgroepjes, bij dat lied gebeurt het. 

How many ears must one man have
Before he can hear people cry ?

Dylan zingt de regels, de band vult. En ergens komt een gitaarmotiefje opzetten, dat maar doorgaat. De regels gaan door, de muziek wordt een herhalend motief, hoofden gaan knikken. Om me heen wordt geroepen. En net als gister, en de dag hierna loopt Dylan tegen het eind van het lied van de piano naar het midden van het podium. Het geroep, gejuich wordt luider. Mensen gaan klappen. Het geklap wordt harder als uit de mondharmonica een paar in zichzelf simpele tonen komen. Haren in de nek gaan overeind. Even niets en dan weer die tonen. Meer geroep, meer geklap. Het duurt allemaal maar heel kort. Maar ergens verdwijnt alles en is er alleen nog maar plek voor tranen in de ogen.

We liepen snel weg van de straatmuzikant en in de rij voor de geldautomaat in de parkeergarage tikte mijn rechtervoet het maar doordreinende motief van "Blowin' In The Wind".

Nee, zo goed als gisteravond was het nog nooit. 
Maar je had er bij moeten zijn om dat te begrijpen.



















donderdag 31 oktober 2013

De weg naar Bob


Het was bekend, het stond op de uitgeprinte papiertjes die een aantal mensen mee hadden, "Blowin' In The Wind", tweede en laatste toegift.
How many roads ..

Die zin was wel een innerlijke grinnik waard, gisteravond tijdens het eerste optreden van Bob Dylan in de Heineken Music Hall.

"Ga dan hier tussendoor!"
"Dat kan niet!"
"Maar als we doorrijden komen we op de A2. En die staat helemaal vast!"
"Ik kan hier niet afslaan!"
"Maar we moeten terug, we moeten terug! Draai dan!"
"(%^$) dat mag niet! Het kan niet eens! Er staat een auto naast me!"
"(*@#$#@@@!!)"
"(&^*) jij zelf. Leer dan zelf autorijden!"

She never stumbles
She got no place to fall

Het is een oud lied, "She Belongs To Me". Maar gisteravond hoorde ik voor het eerst die regels echt. Je zal ze toch geschreven hebben. En ze dan zo even in het tweede liedje van de avond kunnen zingen. Hand in de zij, benen een beetje uit elkaar staand. Terloops.

I'm walkin' through streets that are dead;
Walkin', walkin' with you in my head,
My feet are tired, my brain is wired,
The clouds are sleepin', angels weepin'

Love Sick. En hij zingt het mooi. Dan is er plots een pauze. Ook die stond op de uitgeprinte papiertjes. Mensen beginnen te praten, en te schuiven. Opgebouwde zichtlijnen verdwijnen.

I wear dark glasses to cover my eyes
there are secrets in em that i can't disguise
come back baby

Long And Wasted Years. Een stem uit het graf, schreef ik ooit ergens. Wat niet opgevat moet worden als de stem van een overledene. Dylan, ook gisteravond sleurt je met zijn stem, zijn liedjes, zijn houding naar een tijd waar het niet gaat om show, maniertjes, uiterlijk vertoon.
Het gaat om het lied, en het verhaal dat vertelt wordt. De rest zoek je maar fijn lekker zelf uit.


“There must be some way out of here,” said the joker to the thief

Nee, nee, nee. Nee, echt niet. Kom nou, dat doe je niet! Heinekenbiertaptankmeisje je gaat toch niet met dat draagbare vat bier gewoon tussen de liedjes door een beetje in de weg lopen te lopen? Nee, nee, ga weg. Kom op. Niet net met dat suffe vlaggetje dat op je biervaatje staat in mijn blikveld gaan staan.Toe nou Heinekenbiertaptankmeisje. Ga toch weg!

"How many roads ..."

De parkeergarages bij de Heineken Music Hall zijn er wel. We konden er gisteravond één bijna aanraken, zo dicht reden we er langs. Waarna we raar genoeg plots in een file op de A2 stonden. 

Vanavond, als Dylan weer speelt proberen we in één keer goed te rijden. Voor de rest zal de avond hetzelfde zijn. Dezelfde liedjes, dezelfde stem, dezelfde fijn spelende band. 
En het zal daardoor toch weer heel anders zijn.

maandag 1 juli 2013

Twee vogels, op de rand van het perron


Ze zaten naast elkaar op het bankje. Ze hoorden bij elkaar.
Er was net te weinig ruimte tussen hen om daar aan te twijfelen.

Ze keken voor zich uit.
Naar twee vogels die op de rand van het perron zaten.
De vogels keken niet terug.

Er liepen twee meisjes langs het bankje.
Tussen hen was ook weinig ruimte.
Maar dat zegt bij meisjes van die leeftijd dan weer helemaal niets.

De man, die rechts op het bankje zat volgde de meisjes.
Maar alleen met zijn blik. Met zijn hoofd bleef hij naar de vogels kijken.
De vrouw naast hem, draaide haar hoofd met de langslopende meisjes mee terwijl ze naar hen keek. Zoals vrouwen elkaar op kunnen nemen.

Toen de meisjes uit zijn blikveld dreigden te verdwijnen begon het hoofd van de man in hun richting te bewegen. Een haast onmerkbaar beetje nog maar.

Meteen en misschien nog wel eerder keek de vrouw de man in zijn gezicht. Waarop hij het bewegen van zijn hoofd onmiddellijk corrigeerde.

Gelukkig zaten de twee vogels nog steeds op de rand van het perron.
Dus keken ze daar maar weer naar.

De vogels keken nog steeds niet terug.
En dat snap ik best.


zondag 30 juni 2013

Patti Smith trekt aan een gitaarsnaar

foto van @VivianGundlach
"I'm scary when i am like that". Ze lachte erbij. Maar ze had wel gelijk.

Patti Smith speelde afgelopen week in Paradiso. En omdat ze op het niet bestaande lijstje "artiesten die je eens zou kunnen gaan zien als ze toch in de buurt zijn" stond, was ik er ook. Al begreep ik zeker het eerste gedeelte van het concert eigenlijk helemaal niet waarom ik er was.

Misschien ben ik te oud, of iets te cynisch maar ik krijg vlug jeuk van mensen die vanuit de warme veiligheid van een concertzaal in een stabiel land liedjes op gaan dragen aan demonstranten in Turkije en Brazilië. En we moesten ook iets met een pure witte berg, misschien zat die in onszelf dat kan. En voorzichtig zijn met de natuur. De druk op mobieltjes kijkende, meer dan redelijk goed geklede medebezoekers vonden dat ook. Ze juichten in ieder geval hard.

Misschien was dat, in het begin ook wel een beetje het probleem. Dat iedereen van te voren had afgesproken dat het goed zou zijn. Terwijl het er, in mijn ogen dan, toch erg naar uitzag dat mevrouw Smith tijdens elk lied mevrouw Smith aan het spelen was.

Een echt moment kwam toen ze het voorleeszingen van een tekst onderbrak om een druk foto's makende meneer of mevrouw helemaal vooraan uit te schelden. Dat deed ze mooi. En toen ze het deed was ze denk ik ook even helemaal zichzelf, en vrij scary.

Net toen weggaan een serieuze optie werd zong ze "Dancing Barefoot". Een lied dat ik mee kan zingen hoewel ik geen idee heb waar het over gaat. "Oh god, i fell for you" zong ze. En ergens tijdens die regel klikte het optreden op z'n plek. Misschien kwam het door hoe ze keek. Geen idee. Maar even stond er iemand die zich realiseerde dat voor iemand vallen ook een soort angstige berusting kan zijn.

Daarna was het een fijn optreden, energie, lawaai, mevrouw Smith vergat regelmatig haar tekst en de ruziënde mannen, die achter me tegen elkaar stonden te bekken over dat "als je het geluid hier niet goed vindt dan ga je toch fijn boven staan, of achteraan ..." waren ook al amusant.

Rock 'n Roll Nigger, het laatste nummer stampte al een tijd flink en fijn hard. Toen het bijna af was trok ze één voor één de snaren van haar gitaar. Bij de laatste riep ze "Amsterdam, this note is for you!". Ze trok aan de snaar, die niet kapot ging. En ze trok nog een keer, en nog een keer. En daarna nog een keer.
Snaren kunnen beschamend hardnekkig vast zitten. Toen ze het eindelijk voor elkaar had gekregen keek ze de zaal in en lachte haast verontschuldigend.

Zo'n avond was het een beetje.






vrijdag 21 juni 2013

We mogen het certificeringsbordje laten hangen!



Ik wist het wel, zo voor meer dan de helft. Maar sommige dingen geloof ik pas als het zwart op wit staat. Bijgeloof of zo.

Een paar weken terug kwam de auditor van de Stichting Certificering op bezoek in de bibliotheek Langedijk. En nu kan ik daar koeltjes over doen, wegwuiverig en makkelijk. Maar dat zou liegen zijn.

De bibliotheek Langedijk is, om allerlei redenen tot op heden nooit opgegaan in een grote bibliotheekorganisatie. We werken hier met z'n elven. En dat is niet veel.
Het is niet veel wanneer je kijkt naar al het werk dat er gedaan wordt. En het is niet veel wanneer je probeert te voldoen aan alle eisen die er door de Stichting Certificering op papier zijn gezet.

Dus wanneer er zo'n auditor meneer langskomt, dan doe ik daar niet koeltjes en "dat doen we wel even" over.

Een week na het certificeringsgesprek belde de auditor meneer. Er waren nog wat vragen en we kletsten wat. Aan het eind van het gesprek zei hij dat het wel goed zou komen. Dat mailde ik naar de andere tien medewerkers, die me prompt met felicitaties terug mailden. Wat aardig was.

Certificering is een groot goed. Heus. Ik meen het. Kijk maar in mijn ogen. En ik ben erg blij dat we het bordje weer een paar jaar mogen houden. Maar dat bordje blijft hier niet alleen hangen omdat ik en nog iemand de hele papieren bende op orde hadden.

Dat bordje blijft hier eigenlijk hangen omdat hier nog tien mensen zijn die zich stuk voor stuk een slag in de rondte werken, die op de lastigste tijden op komen draven als er plots weer wat "moet". Die dingen doen omdat ze het mooi en belangrijk vinden en die zich met van alles bemoeien, ook met de dingen waarmee ze zich niet zouden hoeven te bemoeien.

Dus was het leuk dat ze mij feliciteerden, na dat telefoongesprek. Maar ze hadden ook zichzelf kunnen feliciteren. Dus doe ik dat hier maar even.

Gefeliciteerd en bedankt!

Agnes
Claudia
Conny
Eveline
Gitta
Karen
Karin
Marianne
Tereza

Toen de bibliotheek Langedijk een jaar of wat geleden het certificeringsbordje kreeg maakte ik daar een filmpje over, of voor. Dat gaat deze keer niet lukken. Dus plak ik het oude filmpje hier gewoon weer onder. Omdat er eigenlijk niets veranderd is. alleen de wethouder is een ander.
Als het de volgende keer weer lukt komt er een nieuw filmpje.

woensdag 12 juni 2013

De hamster meneer brengt een bloemetje


"Dag jongen".
"Ach, nee zeg. U bent er weer?".
"Wat is dat nou weer voor rare vraag? Je ziet me toch staan jongen?".
"En nog met hetzelfde humeur ook merk ik".
"En jij probeert nog steeds bijdehand te doen merk ik. Sommige dingen veranderen nooit".
"Klopt. Maar, u zou toch niet meer komen? U had het toch wat gehad met de bibliotheek?".
"Klopt jongen. Jullie zucht naar het eeuwig, vooral intern van mening verschillen over van alles en meer, en daar dan ook weer oeverloos over praten en schrijven, dat had ik wel even gezien. Ik heb een tijdje wat mensen bij de NS gevolgd. Maar ja, dat was toch anders. Minder spannend. Daar was toch wat meer lijn".
"Ha. Lijn. NS".
"Lach niet jongen. Zo leuk is het niet als mensen je bedrijfstak hopelozer vinden dan de NS".

"Fijn. Nou. Leuk dat u er weer bent?".
"Haal dat vraagteken maar weg hoor. Je mag blij zijn met elke klant/gebruiker/bezoeker of lid. Of zijn jullie ondertussen al uit die belangwekkende discussie?".
"Ik dacht het niet. We praten graag lang over dingen he. Dat zei u net zelf".

"Als jullie er uit zijn dan hoor ik het wel denk ik. Maar daar kom ik niet voor".
"Niet? Ach. Jammer zeg. Kan ik iets voor u doen dan?".
"Nee, dat hoeft niet hoor. Ik kan nog steeds alles zelf vinden hoor jongen. Nee, ik kwam je een bedankje brengen. Van mijn neef".
"Goh. Wat aardig. Van uw neef?".
"Ja. van mijn neef. Hij is ambtenaar, iets hoogs bij financiën".
"Och. En die wilde ons bedanken?".
"Ja. Ik sprak hem laatst en we hadden het over zijn werk. Bezuinigingen enzo. En dat dat zo lastig kon zijn. Hij en zijn collega's moeten toch elke keer maar weer nieuwe dingen vinden waar op te bezuinigen valt en daarom moest ik jullie ook komen bedanken".
"Sorry, ik ben u even kwijt".
"Jongen, als je nog even blijft zitten dan ben je nog wel meer kwijt".

"Kijk, mijn neef op het gemeentehuis die heeft ook een computer met een internetverbinding en toen ik hem een tijd terug eens vertelde over jouw rumoerige bedrijfstak is hij die ook eens gaan volgen. En daar kom ik je voor bedanken, namens hem".
(...)
"Haal die vragende blik toch uit je ogen jongen. Toe. Hij keek en las gewoon een tijdje mee en, vertelde hij, toen kreeg hij een wereldidee. Het kan allemaal wel wat minder met die ruimte van jullie hier. En het mooie is. Jullie zeggen het zelf. Gebouwen zijn overbodig, de bibliotheek moet naar buiten, gaan waar de gebruiker is en dat soort zinnen. Dus die ruimte van jou. Die gaat fors kleiner worden hoor".
"Ja, kom. Dat zijn gewoon meningen, blogjes hier en daar, wat zinnen op Twitter enzo".
"Kom nou jongen. Voor zo'n mediawijs volkje als jullie menen te zijn is dat wel een heel benauwde mening hoor. Wat er staat is openbaar, voor iedereen leesbaar en vooral bruikbaar. Dus daar moet je niet over zeuren".
"Zeuren? Zeuren? En de mensen die hier komen dan? Gaat uw neef die ook nog wat vragen?".
"Jongen, als ze de thuiszorg klein kunnen hakken dan kan er bij jou ook best een verdieping af hoor. En, maar dat zei mijn neef weer, hij gaat gewoon in zijn voorstel verwerken dat er binnen de bibliotheekbranche talrijke geluiden zijn die het inleveren van ruimte als een basis voor innovatie zien. En de mening van professionals die weegt echt wat zwaarder dan het geklaag van tante Annie van om de hoek hoor. En bovendien kopieert en plakt de neergeschreven mening van professionals ook nog eens een stuk beter in beleidsvoorstellen".

"Ja hoor eens. Het ziet er hier nu toch hartstikke goed uit. Mensen gebruiken van alles, lopen rond, hebben het naar hun zin maar dat maakt dus niet uit? Het kan wel minder, lekker klein enzo, minder ruimte, minder keus en dat we dan verbaasd doen als het helemaal leegloopt?".
"Dat roepen jullie zelf, of het is de consequentie van wat jullie roepen, dat kan ook".
"Mogen we dan helemaal niet meer van gedachte wisselen enzo? Zijn we te onnadenkend?".
"Jongen. Echt. Ik vind het allemaal best. Wat jullie doen en zeggen moeten jullie helemaal zelf weten. Ik kom gewoon een bloemetje brengen, van mijn neef, omdat jullie hem op zo'n verkoopbaar idee hebben gebracht".

"Nou. Goh. Leuk. Uh. Bedankt? Waar zal ik ze neerzetten?".
"Zet ze hier maar fijn op je deskje jongen. Nu staat er nog een deskje moet je je maar bedenken".

maandag 6 mei 2013

Een olifant, op een bankje


Hij tilde de olifant op met zijn rechterhand, tot boven zijn hoofd en kneep zijn ogen tot spleetjes. Ik weet niet of hij wat kon zien, de zon scheen recht in zijn gezicht.

Ik zag hem op het station. Niet dat hij ergens heen ging. Met ergens heen gaan was hij duidelijk lang geleden al gestopt. Hij zat op een bankje, met die olifant in zijn hand. Verder had hij niets bij zich.

In de trein deed ik muziek in mijn oren. Blok de rest weg, een bijna standaard handeling.
Net na het nu bijna wrange
  
Oh, an' if you wanna shoot the moon  
Make sure that you know why  
Careful fly too soon  
Better let someone else try

gaat het tempo omhoog. En daar, altijd daar en niet eerder gaat m'n hoofd meebewegen. Niet dat het hevig gaat schudden, het is meer een herhaald en doortastend knikken. Op de maat, of in de buurt van een maat.

Tussen twee knikken in zag ik dat de man op het bankje naar me keek. Hij glimlachte breed, begon met zijn hoofd mee te knikken en stak zijn duim omhoog. Of de olifant de muziek in mijn oren ook hoorde kon ik niet zien. Olifanten knikken zelden zichtbaar met het hoofd.

Ik rommelde betrapt in mijn tas. Toen de trein langzaam weg reed keek ik weer naar buiten. De man op het bankje keek me nog steeds aan, maar zijn glimlach was weg. En ik denk eigenlijk ook niet dat hij me nog zag.

De vingers van de man streelden zachtjes over het hoofd van de stoffen olifant die hij naast zich op het bankje had gezet.

En ook al ging de man waarschijnlijk nooit meer ergens heen, toch was ik bang dat hij de olifant zou vergeten mee te nemen.



zaterdag 13 april 2013

Nat asfalt



Of het wel ging, of het echt wel ging en dat ze me niet gezien had en dat ze zo geschrokken was. Die dingen bleef ze maar zeggen. De toevallige voorbijganger bleef herhalen dat het misschien toch goed was om een ambulance te bellen. Omdat je het nu eenmaal nooit kon weten.

Het enige dat ik wilde doen was gewoon nog een tijdje op het natte asfalt blijven zitten terwijl de regen viel. Gewoon een beetje zitten, kijken naar m'n fiets die wat verder lag. En misschien konden ze stoppen met praten?
Gewoon stil zitten op nat asfalt. Meer hoefde er echt niet.

Het was geen groots ongeluk hoor, daar reed het kleine blauwe autootje gelukkig veel te langzaam voor.

Je fietst en stopt niet.
Een auto rijdt en stopt niet.
Motorkap.
Asfalt.

Ergens tussen zin twee en drie zag ik mijn fiets onder me vandaan gereden worden. Misschien klinkt het raar maar dat was een mooi beeld, zo'n fiets die langzaam onder je verdwijnt.
Al zal het waarschijnlijk niet echt langzaam zijn gegaan.

Wat later liepen we naar de bibliotheek. De geschrokken mevrouw, de toevallige voorbijganger, Teun die er ook bij was gekomen en rustig bleef, en ik. Binnen gaf ik de geschrokken mevrouw een kopje thee. De voorbijganger vertelde over een aanrijding die hij had meegemaakt. Met veel dure schade. Het leek mij geen goed verhaal om te vertellen waar de mevrouw bij was. Maar ik zei er niets van. Het was al veel te druk.

Toen ze eindelijk weg waren bedacht ik me even dat ik de mevrouw misschien had moeten vragen of ze lid wilde worden van de bibliotheek, als compensatie of zoiets. Maar dat zal waarschijnlijk toch met de klap op de motorkap te maken hebben gehad.



vrijdag 15 maart 2013

Woestijnblues #3



"Wat doe je?".
"Ik schrijf iets over wat er nu zo bijzonder is aan Daar".
"Nou, dat schiet zo te zien nog niet zo op".
"Nee".

"Zeg dan iets over die angstig steile afdaling in die canyon. Of over die andere, waar we juist moesten klimmen. Over dat gammele laddertje en de touwen daarna. Of over de hond die vijf dagen meeliep. He, zeg anders iets over die wadi bij Dahab waar we naar dat pasje klommen en hoe je bij het naar beneden klauteren zo langs de rotsen schuurde dat het bloedde, en hoe we daarna in die vallei kwamen waar die tientallen honden zaten opgesloten achter dat gammele hek".

"Doe iets over dat muziekwinkeltje waar alleen maar gekopieerde cd's te koop waren en hoe gezellig het was met de eigenaar, hoe die vertelde over dat hij uit Aswan kwam en zijn familie 8 maanden van het jaar niet zag. Of over Abdul, van het hotel, dat die 60 dagen achter elkaar elke dag werkte om daarna 20 dagen naar zijn vrouw bij Alexandrië te kunnen gaan. Of over hoe de bedouinen 's avonds kookten op vuur dat ze maakten met takjes die we de hele dag bij elkaar zochten. En dat ze vuurvaste handen moeten hebben. Of over de kameel die struikelde waardoor bijna alle eieren stuk gingen".

"Gut Ton, zeg dan wat over die bibliotheek in het hotel. Dat ze zelfs stickers op de ruggetjes hadden. Jullie zijn toch zo gek op stickertjes?".

"Maar daar gaat het niet om".
"Wat niet?".
"Wat er nu zo bijzonder is aan Daar. Daar zeggen die voorvallen niks over. Dat zijn dingetjes. Avontuurtjes misschien. Maar ze maken toch niet duidelijk wat er zo bijzonder is aan Daar".
"Nee, dat is zo".

"Ton, kom op. Tik wat, ik word zenuwachtig van dat lege scherm. Of plak gewoon een paar foto's in. Dat kan toch ook?".
"Maar er moeten toch woorden voor te vinden zijn?". 

"Weet je, doe anders iemand citeren. Dat kan toch ook? Staan er niet ergens een paar mooie zinnen in dat boek van Lawrence?".
"Vast. Maar het is toch raar dat ik na al die keren dat ik daar was niet zelf wat kan verzinnen".
"Sorry hoor, het was natuurlijk best stoer dat je die ene middag die kameel aan een touw achter je aan over die bergpaadjes liet lopen maar het was wel een erg brave kameel. Dat maakt je nog niet bepaald tot een Lawrence. Toch?".

"[...] when we had ridden out over de rolling plans of North Syria to the ruins of the Roman period which the Arabs believed was made by a prince of the border as a desert-palace for his queeen. The clay of its building was said to have been kneaded for greater richness, not with water, but with te precious essential oils of flowers. My guides, sniffing the air like dogs, led me from crumbling room to room, saying, 'This is jessamine, this violet, this rose'.
But at last Dahoum drew me: 'Come and smell the very sweetest scent of all', and we went into the main lodging, to the gaping window sockets of its eastern face, and there we drank with open mouths of the effortless, empty, eddyless wind of the desert, throbbing past. That slow breath had been born somewhere beyond the distant Euphrates and had dragged its way across many days and nights of dead grass, to its first obstacle, the man-made walls of our broken palace.
[...] 'This,' they told me, 'is the best; it has no taste."

T.E. Lawrence - Seven Pillars of Wisdom; A Triumph", 1926


zondag 3 maart 2013

"Veel plezier"

"Hmm".
"Wat?".
"Nou, hoezo, veel plezier, zo leuk is het nou ook weer niet!".

Ik keek opgelaten naar de telefoon. Maar dat zag verder niemand. Vrijdag is een stille dag.

Het was het laatste dat ik hem heb horen zeggen. Nu denk ik dat we toen geweten moeten hebben dat het bijna afgelopen was. Maar ik kan me niet herinneren dat ik dat toen ook al wist.

Zonder dat ik het zelf merkte ben ik het zinnetje gaan gebruiken. Aan het eind van een gesprek, als het passend is. Maar soms ook als het volmaakt misplaatst is en de woorden alleen maar plomp op de grond vallen.

"Maar we kunnen ook niet gaan. Zo belangrijk is het niet. Het is maar een toneelstuk".
"Nee, gaan jullie nou maar. Het is wel goed, ga nou maar".

Nou ja, zoiets zal het geweest zijn. Eigenlijk weet ik alleen zeker dat hij "Veel plezier" zei toen ik omkeek en hem voor het laatst zag. De deur van de slaapkamer liet ik op een kier staan.

Een paar jaar terug wurmde het zinnetje zich ongemerkt tussen mijn woorden. Terwijl ik verder nauwelijks op hem lijk.

Misschien staat er ergens iets nog op een kier.








zaterdag 19 januari 2013

Week 9/bijna ...


Je gaat mensen herkennen, in negen weken. Sommige ga je groeten. Jan bijvoorbeeld, die groeten we. Een grote man in een kleinerige rolstoel. Net als mijn moeder revalideert hij. Een deel van zijn rechterbeen is geamputeerd en na lang wachten kon hij deze week voor het eerst zijn prothese uitproberen. Het duurde even voor we aan zijn humor gewend waren, die is nogal grauw. Maar nu zwaaien we.

Soms, als we, om wat te doen te hebben m'n moeder in haar rolstoel door het gebouw heen rijden stoppen we bij de stilteruimte. In het hele complex is het stil maar in de stilteruimte is het nog stiller. Er hangt een groot schilderij. Waarom zij het mooi vindt snap ik wel, al kan zij maar niet begrijpen waarom ik het niks vind. Maar dat hebben we wel vaker.

In het verpleegtehuis is één verdieping waar gerevalideerd wordt.  De mensen die daar verblijven gaan over het algemeen weer naar huis. Mijn moeder halen we volgende week woensdag op. De andere mensen, op de andere verdiepingen die gaan niet meer naar huis. Die mogen daar nooit meer weg.

In de stilteruimte ligt een groot, dik boek. Mensen kunnen er in schrijven.

Ze ligt op bed en zegt niet veel
Ze zegt alleen, ik ben zo bang
Ik denk, geef me van jou een deel
en ik knijp haar effe in d'r wang
Dan is het weer een tijdje stil
Totdat ze toch weer wat zeggen wil
Ze vraagt ben jij nou m'n man?
Ik zeg: En jij bent toch m'n vrouw!
Het is met ons nog dik aan
We zijn elkaar al 54 jaar trouw
Ze viel in slaap zo leek het toen
Ik dacht zelfs dat in een glimlach zag
Ik gaf haar een dikke zoen
En zeg haar goeiedag.

Het zijn de laatste zinnen die er in het boek geschreven zijn. Ze zijn al van langer dan een jaar terug en er zijn nog meer dan genoeg lege bladzijdes over. Stil papier in een stille ruimte.

Hoe de man heet weet ik niet. We hebben het hem nooit gevraagd, en van groeten is het ook nooit gekomen. Vaak duwt hij een rolstoel door de lange gangen, met daarin zijn vrouw. Tenminste, ik denk dat het zijn vrouw is. Het lijkt niet alsof zij zich nog van een bepaalde rol bewust is.

In de gangen van het tehuis staan her en der wat bankjes. Af en toe zit hij daarop. De rolstoel met zijn vrouw er in staat dan naast het bankje, of ervoor. Soms huilt zij, andere keren zijn ze alleen maar samen stil. Hij houdt altijd haar hand vast.




zondag 13 januari 2013

Week 8


"Het zijn kopjes. In haar rollator. Nee joh, er is mentaal niks met haar, t is gewoon een klein oorlogje tussen haar en sommige verpleegsters. Ze wil gewoon graag wat kopjes op haar kamer, voor als er mensen op bezoek komen. Alleen nemen sommige verpleegsters die kopjes steeds weer mee. Dus zette ze er een paar in haar kast. Maar ook daaruit werden ze meegenomen. Nu heeft ze er dus twee in haar rollator verstopt. Wat? Nee, de mensen die er werken zijn best vriendelijk. Al begin je na al die weken wel te merken dat er een verschil is tussen echte vriendelijkheid en iets als een aangeleerde werkhouding.  He? Nee, het viel eigenlijk wel mee. Natuurlijk mocht ze niet naar huis. Maar omdat de volgende datum heel dichtbij ligt, volgende week al, viel het allemaal wel mee met de teleurstelling. Hmm? Nee, volgende week hoort ze wanneer ze naar huis mag. Misschien duurt het nog een week of twee maar dan is het wel klaar. Geen idee, dat zien we wel weer als ze thuis is. Nu gaan we eerst maar eens op zoek naar een rolstoel. Voor als ze ergens heen wil. Ja, zo geleidelijk komen we in heel nieuwe en onbekende dingen terecht. Over een rolstoel had ik tenminste nog nooit echt nagedacht."

"Oh, hadden jullie een 7,7? Nee, wij hebben toevallig ook net een klanttevredenheidsonderzoek laten doen en we hadden een 7,9. Wat? Oh, dat vind ik nou weer zo'n typische bibliotheekreactie. Sorry hoor maar heb je eens iets positiefs en dan is het weer niet goed. Wat? Nou en? Hoe erg is het nou dat klanten altijd maar positief zijn over de bibliotheek. He? Ok, bezoekers, leden, gebruikers ook goed. Maar waarom begin je nou meteen weer met dat het een voorspelbare uitkomst is. Dat zal best. Maar het is toch ook wel een klein beetje fijn dat de invullers van die enquête de bibliotheek belangrijk, prettig en ook nog goed vinden. Of wordt er van me verwacht dat ik altijd met een denkbeeldig regenwolkje boven m'n hoofd loop te somberen over het einde van de bibliotheek, de westerse beschaving en alles? Pff, masochisme. Je kunt ook te treurig zijn he. Wat? Nee, niet echt. Ik las een mooi stuk over peilingen en her en der werden wat dingen gezegd over de toon van sommige meningen. Maar ik heb niet idee dat die opmerkingen altijd even goed overkomen. Wat? Natuurlijk maakt de toon uit. Je zal je als bibliotheekmedewerker maar het schompes werken om dan van mensen die jij niet kent en die jou niet kennen even mee te krijgen dat je achterhaald werk doet. Ik ken er die dan zouden denken, "Ach joh, steek jij die iPad even fijn in je eigen oor". Wat? Neeeeeh. Natuurlijk moet je scherp discussiëren maar er is een verschil tussen het strelen van je eigen wereldbeeld en scherp discussiëren. He? Och nee, verder niet hoor, ik ben er klaar mee. Voor je het weet zijn we onze eigen internetfilterbubble of hoe heet zo iets ook alweer aan het creëren." 

"Ik heb "The making of Jordan: tribes, colonialism and the modern state" van Alon uit ja. Het was wel een beetje werken hoor. Gortdroog. Maar wel goed. Wat? Nou gewoon. Ik had nog nooit iets gelezen over hoe, nee wacht. Kijk, Jordanië bestond vroeger niet. Na de eerste wereldoorlog was het er opeens, Transjordan. Brits mandaatgebied. Het was meer een land dat er was omdat het niet iets anders was. Geen Palestina, geen Syrie, geen Irak. Daar had het allemaal bij kunnen horen maar de Britten en Fransen besloten iets anders. Dus was er opeens een land. Zonder wat dan ook, zonder echt bestaansrecht, zonder verbindende factoren. Sorry? Nou, eigenlijk is het land gelukt juist omdat de Britten er zo relatief weinig aan deden. In de twintiger jaren zaten er misschien 20 tot 30 Engelsen. Dus die moesten wel samenwerken met de autochtone bewoners, de stammen. Men begon met nobele idealen over transparantie en modern bestuur maar dat ging al vlug helemaal nergens heen. Na een tijdje zagen de Britten in dat al dat thee drinken en kletsen in tenten dat de bedouinen deden hun manier was om zaken te regelen en dat dat best aardig werkte."

"Och nee, ik kijk een beetje David Bowie. Nee, niet echt. Het is best een leuk liedje maar verder heb ik niet veel met de man. Hmm? Nee, maar door dat nieuwe liedje moest ik aan 1983 denken. Ja, in de Kuip. Dat was toen het eerste stadionconcert dat ik zag. God ja, ik weet nog hoe ik daar van onder de indruk was. Het wachten, de spanning en dan Bowie die opkwam en een stadion dat, in mijn herinnering echt ontplofte in applaus, geschreeuw, van alles. Euforisch was dat. Nee, dat is nu heel anders. Hmm? Nou, ik ben een stuk ouder en toen wist je natuurlijk ook nauwelijks wat er zou gaan gebeuren. Nu kijk je van te voren even op YouTube, je bekijkt eens wat setlists, je download een recent concert. De verrassing is gewoon veel minder geworden. Maar, ja inderdaad, ik ga even bij Poes kijken. Nee, die ligt in de douche. Deze week hebben ze het trappenhuis schoon gemaakt en ik denk dat ze de muizengeur met bleekmiddel hebben weggevaagd want hij zit nu al een dag of drie een beetje verloren rond te kijken. Ja, in de douche, daar loopt een warme leiding door de vloer dus daar gaat hij dan languit liggen. Nee, dat zou ik best willen maar ik pas er niet naast."









woensdag 9 januari 2013

Atmosphere in de jeugdbibliotheek (geen bibliotheekinhoud)


"He?".
"Ja".
"Maar, hoe kom je daar aan?".
"Hij stond gewoon bij Selbach in de bak".
"Echt?".
"Ja. Ze hebben er nog een paar hoor".
"Goed zeg. Zullen we hem even opzetten?.
"O ja. Vlug".

We kenden het liedje wel, Kleine Ton en ik. Het was toen al heel wat als je kon zeggen dat je het gehoord had. Op een feestje had iemand met enig gevoel voor theater het "Licht und Blindheit" singeltje uit een linnen tas gehaald.
"Kijk, Atmosphere van Joy Division", zei hij rustigjes.

LICHT UND BLINDHEIT Sordide Sentimental: SS 33002 (7") 1980 
 Atmosphere 
Dead Souls 
 Recorded in October/November 1979 at Cargo Studios, Rochdale. 1,578 copies were issued by the French company Sordide Sentimental in March 1980, accompanied by a booklet written by Jean-Pierre Turmel. Made to be played at 33 rpm

De aanwezigen reageerden kalm. Al was het zorgvuldig bestudeerde kalmte. Dat kun je al als je 17 of iets dergelijks bent.
"Och".
"Leuk".
De bas in het begin, de drums die aan komen rollen, en dan die stem, die toen nog leefde. Nog net. 
Iedereen die naar het lied luisterde, en het werd die avond doorlopend gedraaid heeft toen minstens één manier bedacht om het singeltje te ontvreemden.

Ton en ik werkten op zaterdag in de bibliotheek. Omdat twee jongens die alle twee Ton heten wat verwarrend was werd hij "Kleine Ton" genoemd. Vooral omdat ik veel langer was, niet echt omdat hij klein was. Hoogstens kleiner. De jeugdafdeling waar we achter de balie zaten leek weinig op de bibliotheken van nu. Er stonden wat kasten, en ergens een rieten kuipstoeltje. Meer was het niet. Maar er stond wel een pick-up in de kast achter de balie. 

Toen Atmosphere, na de dood van Ian Curtiss, ook voor gewone stervelingen te koop was kocht één van ons tweeën in een pauze het lied. En al vlug rolden die drums door de bibliotheek. En nog een keer.

Niemand van de volwassenafdeling kwam vragen of het lied zachter dan wel uit kon. Waarschijnlijk waren ze allang blij dat het niet om een hele lp van Kraftwerk of Frank Zappa ging.  

Geregeld kom ik in de stad mensen tegen, die ik nog ken van toen ze als kind in de bibliotheek kwamen. Voor het verhaal zou het mooi zijn als er één altijd, of maar soms, een Joy Division t-shirt zou dragen. Maar dat is natuurlijk niet zo. We glimlachen, groeten en soms zijn er wat korte "weet je nog" zinnen.

Er komt geen clou hoor, die is er niet. Kom op zeg, niet alles heeft een betekenis.










   
 

zondag 6 januari 2013

Week 7


"Ja, goed he? Ze kan weer lopen. Nou ja, een beetje dan. Het gaat steeds wat beter. Ja, inderdaad ja, het gaat ook nog altijd steeds te langzaam. Eerlijk gezegd worden we er een beetje gek van. Wil je haar misschien een weekje lenen? Bejaarde vrouw van 87, goed van geest, matig van lichaam, bloedeigenwijs en met een bijzonder gevoel voor humor. Nee? Echt niet? Jammer, want de aankomende week wordt een topweek. Nou gewoon. Of eigenlijk niet gewoon. Een paar weken terug is er op 8 januari een gesprek gepland tussen de arts, de fysiotherapeut en nog wat mensen om haar geval te bespreken. En op de één of andere manier heeft ze bepaald dat die mensen op 8 januari gaan zeggen dat ze dan, en ook dan onmiddellijk naar huis toe mag. Wat? Welnee, een deel van haar weet wel dat nog niet gaat gebeuren maar een ander deel weet het echt zeker. En echt, binnen een minuut kan ze nu van "Ik kan nog helemaal niks" naar "ik ga op 8 januari naar huis" gaan. Gek word je er van. Natuurlijk. Ik snap het best. Als ik daar zat wilde ik ook weg. Het is toch een beetje alsof je zeven weken in een matig hotel langs de snelweg zit en je je kamer niet uit mag. Iets gebeurd? Daar? Nee, oh wacht, vrijdag kwam ik nog twee bezoekers tegen die de weg kwijt waren. Of ik misschien wist waar de uitgang was, ze hadden een hopeloze blik in de ogen. Alsof ze al uren naar de uitgang zochten. Wat? Nee, dat zal toch niet? Nee joh, het waren bezoekers. Nee, echt, ik weet bijna zeker dat het bezoekers en geen bewoners waren die wilde ontsnappen. Toch?"

"Wat? Nee, ik moest de afgelopen week vaak aan Piet denken. Piet ja. Piet is eind 60 en komt al in de bibliotheek sinds ik er werk. Piet werkt in de groenvoorziening. Heet dat nog zo? Nou ja, soms kom ik hem tegen als ik naar het werk fiets, dan staat hij blijmoedig een struik weg te hakken of hij doet iets met een schoffel. Vaak herkent hij me, dan roept hij "Hoi" en zwaait. Maar niet altijd, hij schoffelt met veel aandacht. Maar goed, Piet komt dus al in de bibliotheek sinds ik er werk. Hij leent altijd een paar boeken, van Baantjer of Arendsoog. Iets anders wil hij niet. Collega's hebben wel eens iets anders geprobeerd aan te raden hoor. Maar dan wordt hij bozig. Hij wil Baantjer, of Arendsoog. Hij moet die boeken nu zo langzamerhand allemaal wel 20 keer gelezen hebben. Maar hij vindt het leuk, dus wie zijn wij om tegen hem te zeggen dat hij wat anders moet lezen of doen. We hebben hem wel eens achter een computer proberen te krijgen. Maar dat wilde hij ook niet. Hij lachte er half angstig bij en keek tegelijk schichtig naar de uitgang. Piet wil gewoon een paar boeken en wat vriendelijke woorden van een medewerker. Sorry? Nou ik moest aan Piet denken omdat ik deze week weer zoveel dingetjes over de toekomst voorbij zag komen. Over betrokkenheid, boekenkasten en 1825 dagen. Wat? Nee. Nee, niet. Ik bedoel met dat denken aan Piet helemaal niet dat ik dat wat er in die stukken staat onzin vind en dat alles alleen om de Pieten uit de samenleving moet draaien. Alleen hoop ik dat er in de toekomst wel ruimte in de bibliotheek blijft voor mensen als Piet. Mensen die gewoon een boek willen en verder niks, omdat die mensen er nu eenmaal ook zijn. Nee, dat zeg ik niet. Ik vind veranderen prima. Maar het is niet of dit of dat. Nee, ik vind het heel goed dat we allemaal nadenken over later, en hoe dat dan moet. Zolang dat nadenken tenminste niet ontaardt in sektarisch gekift, dat lost niks op. In veel meningen over later, en de rol van bibliotheken kom ik het woord "verbinden" tegen. Misschien is het dan een aardig idee om die verschillende ideeën die er bestaan over die toekomst dan ook met elkaar te verbinden en niet te doen alsof de één de wijsheid in pacht heeft en de ander maar een beetje achterhaald loopt te sufmutsen. Er is niet één waarheid, er is niet één oplossing".

"Nee, ik lees een gortdroog boek over Jordanië en het staat ook nog vol met verwijzingen naar nog gortdrogerige titels. Heerlijk. Maar met al het heen en weer gerij naar Schagen schiet het niet op dus ik vertel er een andere keer nog wel over. Nee, ik heb in het nieuwe jaar eigenlijk alleen nog maar naar The Supremes geluisterd. Wat? Och ja joh, ik ben gewoon een stiekeme Supremes fan. Dan zit ik in de trein met mijn antiquarische discman en dan heb ik wel cd's van Xenakis of Elliott Carter in mijn tas zitten maar ik luister gewoon naar The Supremes hoor. Ha. Gewoon liedjes, tuttig, met koortjes en blije gezichten. Maar, sorry hoor, ik moet gaan, ik moet even bij Poes kijken. Nee, die zit in het trappenhuis. Naast de deur van de bovenburen. Een week of zo geleden rook hij daar een muis, er zit een gaatje in de muur daar. En nu zit hij daar elke dag een paar uur. Te wachten, op de muis. De laatste paar dagen gaat hij steeds wanhopiger kijken. Dus af en toe ga ik even bij hem zitten. Dan gaan we samen naar het gaatje staren. Wat? Nou, misschien vind jij dat raar, ik word er best rustig van."