maandag 24 oktober 2016
Sleutel
Ha meneer Adnan, Antonius hier, ja, die van Antonia. Altijd leuk die westerse namen in paspoorten. Nog even, net als de vorige keer een schriftelijk bedankje na ons bezoek aan Wadi Musa en Petra.
Nabateeërs en early Roman kings. Ja, dat laatste is een snode verwijzing naar Bob Dylan. Die won een Nobelprijs en nu zegt hij niks tegen de mensen die hem die prijs gaven. Dylan zegt u waarschijnlijk niks. En dat hij niets zegt zult u waarschijnlijk schouderophalend aanhoren. Iedereen moet doen wat hij wil lijkt uw stelregel. Zelf gok ik dat ome Bob het in uw onnadrukkelijke hotel, waar eigenlijk alleen Arabische gidsen slapen en waar het warme water het soms doet fijn zou vinden. Hij lijkt me wel een man die een baas van een hotel in shirt van Barcelona kan waarderen, zeker als die niet weet wie hij is.
Maar, bedankt weer voor alles. Het blijft erg speciaal om een dag of 10 rond te lopen en te klauteren door een zoveelste wereldwonder. En dit jaar was natuurlijk anders. Het was een soort van vorig jaar overdoen, toen mijn moeder overleed. Noem het rond maken, of afmaken, om afsluiten maar te vermijden. Het was iets dat moest. Vonden Antonia en ik.
O ja, Antonia vraagt dringend of u, stel dat er nog een volgende keer komt echt wilt zorgen dat ik geen gids meer mag regelen voor een te lange loodzware sjoktocht door kloven, ravijnen en over steile puinhellingen die een shortcut worden genoemd. We worden daar echt te oud voor. Maar, mocht u éénarmige Mahmood tegen komen, bedank hem nogmaals dat hij met ons liep en niet naar mij verwees als "die lompe olifant die van de helling struikelt en strompelt".
Maar goed, we deden dus vorig jaar nog eens over. En daarom eindigden we natuurlijk met Jebel Harun, de berg waar de broer van Mozes begraven zou zijn. Dat was een mooie dag meneer Adnan. Lang, warm en omdat er al vijf tenen zaten ingetaped best lastig. Maar het moest. Omdat we de twee vorige keren dat we er waren steeds werden gebeld, over mijn moeder.
Weet u wat mooi was? Toen we vroeg liepen, op weg naar de berg, kwam er een jongen op een paard achter ons aan gegaloppeerd, Khaled heette hij. Hij gaf me de sleutel van de tombe op de top. Dat was mooi. Sta je daar opeens met de sleutel. Van iets dat voor ons heel speciaal is. Daarna was het lang, warm, en goed. Ik kan er natuurlijk van alles van maken. Maar dat het goed was is eigenlijk genoeg. Toen we helemaal boven waren, bovenop het dak van de spierwit blinkende tombe met dat verpletterende uitzicht, god ja, dat was raar, of misschien is emotioneel eerlijker. Voor ons betekende het veel. Ja, we hebben er gehuild. Al was het lastig om de tranen van het druppelende zweet te onderscheiden.
Af is het niet meneer Adnan. Af zal het wel nooit zijn.
Maar ik werd niet gebeld. Dat kan natuurlijk ook niet meer.
Al had ik het niet raar gevonden.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Die plek zal altijd verbonden met je zijn, en jullie met die plek. Mooi beschreven Ton, en herinneringen aan je moeder... die komen en gaan.... met af en toe een traan en een lach en wellicht een vloek.... ach zoals je bij haar leven waarschijnlijk ook aan haar dacht.
Een reactie posten