woensdag 13 mei 2015
Helfel geel
'Zal ik hem aanzetten?'
'Dat is smokkelen.'
'Ik zet hem aan hoor. Dit lijkt al een kwartier zelfs niet vaag meer op een pad.'
De blauwe Googlemapsstip bevestigde dat we in een bos waren, we waren zelfs in het goede bos. Maar dat was het verder wel. Ook de vierde poging om een rondje te lopen, van het dorp naar en door de bossen en dan weer terug sneuvelde in dichtgepakte stekelstruiken.
De man sprak vinnig, zwaaide nog met een vinger en liep toen weg. Stopte, keerde terug en sprak weer door. Het witte konijn, dat eerst nog wel leek op te letten deed daar nu geen moeite meer voor en hupte wat verder van de man vandaan. De man bromde het konijn nog wat na en liep terug naar zijn kraampje met boeken.
In de nacht huilen er soms jakhalzen. Ver weg, altijd verder weg. Dan blaft er een hond. Dan blaffen ze allemaal.
Er is een puntig stijl heuveltje, dicht begroeit, overduidelijk kunstmatig, boven op een kale heuvel die wacht op de zonnebloemen die er gaan groeien. Op het puntige heuveltje staat een stenen monument, een lange dunne pilaar. Er staat geen tekst op, niets. Misschien is het een markering van een Thracische grafheuvel, misschien is het communistische folklore. Niemand die we kunnen verstaan weet het.
We laten het gras op het veld achter het huis maaien door er voor een paar dagen een schaap of tien te laten rondlopen. Grote, stoere schapen.
Als we afdalen, over de door de warmte gebarsten tractorsporen suist plots een man op een antiquarische brommer ons voorbij. De brommer staat uit, de jas van de man wappert, zijn helm is enorm. Wij kijken hem aan, hij negeert ons. Hotsend verdwijnt hij razendsnel uit het zicht. Later, terug in het dorp zit hij voor zijn schuur. Hij prutst wat aan zijn stille brommer. Even kijkt hij en herkent ons maar dan richt hij zijn aandacht toch maar weer op de biggetjes die voor ons uit door de straat lopen.
Als we de honden tussen de middag even kort uitlaten draaien we om als er plots een koe door de straat aan komt kuieren.
Alsof een schilder dacht, 'Ik schilder een overstroming, met hier en daar een boom of een struik die nog net boven het water uitpiekt. Maar ik maak het water geel, helfel geel.' Zo ziet het landschap er uit als we, poging 5, eindelijk door het bos zijn gekomen en in een onafzienbaar veld koolzaad terecht komen.
Met mistroost kijkt de man beurtelings naar zijn brakke fiets en de halve boom die hij met een touw aan zijn fiets voortsleept. Het is prima hout voor in de kachel. Maar het dorp is nog twee heuvels verder.
Wij rijden verder en in de auto zingt Paul Simon zonder dat hij het weet over Bulgarije.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten