Het rook naar hamburger. Een stem uit een luidspreker zong over dat het voorbij was, en daarna over verkikkerd zijn op.
Kies dan toch eens, dacht ik.
Een moeder zat opgepropt in het treintje naast haar dochtertje. De vader stond te kijken. Wanneer het treintje passeerde zwaaide hij. De moeder drukte dan een kus op de wang van het meisje. Het meisje zwaaide niet. Ze keek, haast verstopt naast haar moeder naar iets wat niemand zag.
Mensen liepen voorbij. Een plastic beker met limonade viel om. Het geluid van een tram overstemde de zanger die niet kon kiezen.
Na drie rondjes was het klaar. De vrouw tilde samen met de man het meisje uit het treintje. Hij had de rolstoel al dichterbij gezet.
Er werd gerommeld met voetsteunen. De hoofdsteun zat ook niet goed. Een deken ging over de benen van het meisje. Het duurde langer dan het hele treinritje.
Toen ze langs liepen keek het meisje nog steeds naar een ergens dat wij niet konden zien. De ouders lachten moe. Ze waren misschien niet te benijden. Maar daar dacht ik anders over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten