We zagen haar, de poes die veel later Lies zou gaan heten voor het eerst zo'n acht jaar terug. Ze zat een eindje weg in de tuin met de rug naar ons toe. Na een tijdje liep ze, zonder naar ons te kijken weg. Dat was denk ik niet omdat ze ons niet wilde zien. In haar wereld was er gewoon geen plek voor iets dat zoveel ruimte innam als mensen.
Lies, die toen nog steeds geen Lies heette zagen we toen we hier eenmaal woonden vaak aan het begin van de straat. Daar staat een vuilcontainer. Ze sprong er uit als er mensen aankwamen. En dan rende ze weg. Heel hard.
Na een tijdje kwam ze wel eens kijken bij ons huis. Eerst holde ze al weg als je alleen al naar haar keek. Toen ze zag dat het gerucht als zouden er nu mensen in het dorp wonen die iedere poes eten gaven waar was bleef ze wat langer. Wanneer ze klaar was met eten deed Annet de poort open en dan ging ze heel voorzichtig naar buiten. Om daarna alsnog hard weg te hollen.
Weer later kwam ze langs en was er een klein, jong zwart katertje bij haar. Die had er al vlug genoeg van om steeds het hele stuk heen en dan weer terug te lopen. Het katertje bleef, hij werd Wim. Moeder bedacht zich misschien wat weken later dat ze er ook niet jonger op werd en bleef ook. Ik denk dat ze toen Lies ging heten.
Lies heeft zo'n jaar bij en rond het huis gewoond. Het voorjaar was haar beste tijd. Ze lag in de tuin, rolde door het zand en trok zich over het algemeen weinig van ons of de andere poezen aan. Wanneer de andere poezen speelden keek ze er naar, maar deed nooit mee. Nooit heb ik een poes gezien die zo op zichzelf was. Haar aaien is nooit gelukt. Soms deed ik het wel eens, per ongeluk in het voorbij gaan, maar dan dook ze snel weg. Ze werd wel steeds minder schuw, kwam binnen en kon uren onder de kleine kachel zitten kijken. Heel soms ging ze op een stoel zitten. Dat verbaasde haar zelf ook.
De meeste van onze katten hebben rarigheden, doen domme dingen, zijn op zijn tijd lachwekkend apart. Lies was er gewoon. Ze keek, ze sliep, ze at, en daarna ging ze weer wat in de tuin zitten. Soms keek ze je lang aan, met een blik die iets zei als "Sprak je maar beter Bulgaars, dan begreep ik tenminste wat je bedoelde". Maar ondanks dat Lies niets speciaals deed was het fijn dat ze er was. Alleen al van naar haar kijken en je beseffen hoeveel comfortabeler haar leven was geworden kon je vrolijk worden.
Lies was een leuke poes. Maar ze was ook een zieke poes. Haar ademhaling ging steeds vlugger, haar lijf schokte er soms van. Maar nadat we haar hebben laten steriliseren is het nooit meer gelukt haar bij de dierenarts te krijgen. Ik denk ook dat de dierenarts gezegd had dat ze niet meer te helpen was. Misschien krijg je dat als je je leven lang uit vuilnisbakken hebt moeten eten.
Lies ging twee keer eerder dood. Tenminste, dat dachten we. Ze ging ziekig weg maar kwam dan na een dag of twee, drie doodkalm weer aanlopen en ging verder waar ze gebleven was. Maar ze is nu al langer dan een week weg. En haar ademhaling ging de laatste dagen absurd snel. Dus nee. Lies is er niet meer.
De laatste dagen sliep Lies 's nachts binnen, op een groot kussen waar ze eerst lang aan gesnuffeld had. Ze at de makreel die Gijs niet wilde met smaak op. Maar de laatste keer dat we haar zagen wilde ze niet naar binnen, ze bleef 's avonds buiten zitten. Nadat wij naar bed gingen is ze weggegaan en is ze waarschijnlijk ergens in of onder gekropen. We zullen wel nooit weten waar ze gebleven is.
En hoewel we weten dat Lies erg ziek was en dat ze nu al te lang weg is zet Annet 's avonds nog wel een bakje met brokjes buiten. Voor het geval dat ze toch nog langs komt.
Wat een mooi in memoriam voor Lies. Een heel eigen poes.
BeantwoordenVerwijderenWaar ik om moest glimlachen was 'Heel soms ging ze op een stoel zitten. Dat verbaasde haar zelf ook.' Zie het helemaal voor me.
Gecondoleerd.
Het was een fijne poes. We hadden haar graag nog wat langer een comfortabel leven gegeven, en een stoel om per ongeluk op te gaan zitten.
BeantwoordenVerwijderen