Vlak voor ik het dorp uitloop kom ik een man met een schaap of vijftien tegen. Hij zegt vriendelijk "Drasti!" en hoewel ik geleerd heb dat de correcte uitspraak "Zdrasti!" is negeer ik de z en wens hem ook een goede dag.
Na het dorp buigt een onverhard pad naar links en beneden. Langs de allang niet meer werkende bron die er in het communistische jubeljaar 1969 is neergezet, door een ondiep stroompje en weer omhoog. De grond is nog drassig van de vijf dagen regen van laatst. Boven weer naar links en dan loop je zo naar de heuvels waarachter Opaka ligt. Opaka is groter dan Palamartsa, denk ik. Ze hebben er nieuwe, gele plastic vuilcontainers en wat straten die laatst met Europees geld glanzend glad zijn geasfalteerd.
Het onverharde pad loopt recht op de heuvels af. Laatst werd ik er ingehaald door een paard en wagen met drie mensen er op, Roma dacht ik. Raar, je kunt verderop naar rechts, weer verder naar links maar ik zag ze geen van beide mogelijkheden nemen. Het leek een verdwijntruc. Maar er loopt daar dus misschien een pad het bos in, de heuvels over.
Ik neem het pad naar rechts dat tussen wat bomen en struiken naar een ander pad dat het bos ingaat loopt. Paden doen iets raars met me. Geef me een pad en ik wil weten waar het heen gaat. Het pad het bos in blijkt een holle weg te zijn, en pas na een tijdje raakt het overgroeid. Zo overgroeid dat je elke vijfentwintig meter op een GoogleMaps kaartje moet kijken of je nog een beetje de goed richting opgaat. Er vliegen wat vogels op. Er is een raar geluid alsof er een omvangrijk beest wegholt en het regent zachtjes gele bladeren.
Terwijl ik er liep dacht ik (nou ja, niet echt maar het past mooi in zo'n getikt stukje) aan één van de laatste wandeling in Nederland. Bij De Haukes op Wieringen liep altijd een onbenullig padje, krap dertig centimeter breed over een dijkje. Het was er stil. Je keek links naar watervolgels en rechts deed je alsof je de alom aanwezige windmolens niet zag. Maar die laatste keer was het plots een geasfalteerd fietspad geworden. En toen ik het later nazocht bleek dat fietspad helemaal naar Den Oever te lopen. Naast en over voorheen prachtige oude, stille dijkjes. Volgens de Provincie, die het fietspad aanlegde was het een mooie kans om het gebied toeristisch te ontsluiten. Daar dacht ik heel veel dingen over, over stromen mensen in lycra op sportfietsjes die luid roepend op weg waren naar het volgende stukje nauwelijks ontdooide appelgebak met slagroom uit een spuitfles maar het is eigenlijk genoeg om de woorden "toeristisch ontsluiten" nog een keer te tikken.
Wanneer ik het bos weer uitloop is het pad allang een moerasachtig iets geworden. Als ik rechtsaf sla, terug naar het dorp kijk ik nog even de kant op waar het paard en wagen verdwenen. Het is warm geworden. En in het uur dat het nog duurt voor ik weer thuis ben kom ik niemand tegen.